Bij industrieel bouwen wordt (een deel van) de woning in een fabriek gemaakt. Daarna worden de delen op de woningbouwlocatie samengevoegd, als een soort blokkendoos. Soms wordt de woning in één keer neergezet, na een ritje op de vrachtwagen van de fabriek naar de bouwplaats. 

Er kleven meerdere voordelen aan woningen zo bouwen, schrijft het Economisch Instituut voor de Bouw in nieuw onderzoek. De fabriek en hogere kapitaalkosten drijven prijzen op, maar daar staat 35 procent lagere arbeidskosten tegenover.  

Zowel bij het ontwerp als bij het in elkaar zetten van de woningen zijn minder handen nodig. De besparing van industrieel bouwen ten opzichte van traditioneel kan zo oplopen tot 8 procent.  

Ook kan de bouwtijd met ongeveer een jaar worden verkort, stelt het EIB. Met het oog op de gemiddelde doorlooptijd van woningbouwprojecten van tien jaar is dat geen grote, maar ook geen verwaarloosbare tijdwinst. 

Industrieel bouwen niet altijd rendabel  

In de praktijk kan slechts een klein deel van de 900.000 nieuw te bouwen woningen profiteren van de industriële voordelen. Voor kleine projecten met tot twintig woningen is industrieel bouwen volgens het EIB niet rendabel.  

Ook hoogbouw valt af door technische beperkingen. Door deze hobbels is industrieel bouwen voor de helft van de nieuwbouwwoningen geen goede optie, berekende het EIB. 

Bovenop de technische en financiële beperkingen, komen kwalitatieve ontwerpeisen. Het gestandaardiseerde bouwen in de fabriek is enerzijds de kracht, maar ook de zwakte van industriële bouwen: er is een beperkte set ontwerpmogelijkheden, die lang niet altijd overeenkomen met woonwensen en stedenbouwkundige eisen.  

De toepasbaarheid van industrieel bouwen loopt daarmee terug tot ongeveer vijftien procent van de reguliere nieuwbouwwoningen, schat het EIB. 

Voor tijdelijke (verplaatsbare) woningen is industrieel bouwen wel breed toepasbaar. Daar worden de mogelijkheden vooral begrensd door het beperkte aanbod van geschikte locaties