‘Ruimtelijke Ordening is onze nationale trots en als er een WK Ruimtelijke Ordening zou zijn, dan zouden we daar – zeker in het verleden – zomaar eens met de hoofdprijs vandoor kunnen zijn gegaan’, zei de minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening bij zijn lezing.
Daarin schetste hij een beeld van hoe het ruimtelijkeordeningsbeleid in Nederland na de Tweede Wereldoorlog vorm kreeg. Hij ging kort in op de vier Ruimtelijke Ordeningsnota waarmee Nederland gedurende 60 jaar (internationaal) furore maakte op RO-vlak, maar waar eind jaren negentig de klad in kwam. De Jonge: ‘De Vijfde Nota was in 2002 klaar voor vaststelling, maar is uiteindelijk nooit vastgesteld.’
In de Nota Ruimte van 2004 werd gebroken met de centraal geregelde ordeningspolitiek. Het beleid werd verder gedecentraliseerd. ‘Iedereen was betrokken, niemand verantwoordelijk. De status van VROM brokkelde af. In 2010 werd het ministerie opgeheven. Wat ooit bij het ministerie van VROM inhoudelijk onder één dak zat – wonen, ruimte, milieu – werd uit elkaar gehaald en bij verschillende departementen ondergebracht.’
‘De boodschap die ervan uitging was duidelijk: Nederland was af. De rol van de overheid verschoof van visie- en verbeeldingsgericht ontwikkelen naar procesgericht beheren. Daar komen we nu van terug’, benadrukte De Jonge tijdens zijn lezing.
Van technisch naar politiek vraagstuk
De minister durfde de voorspelling aan dat het de komende jaren in politiek Den Haag weer veel meer over ruimtelijke ordening zal gaan. ‘Omdat schaarse ruimte verdelen nu eenmaal een verdeelvraagstuk is, en je bij een verdeelvraagstuk bij uitstek zult moeten kiezen uit wat je belangrijker vindt en wat je dus voorrang wilt geven op andere dingen. Dat maakt het politiek.’
Dat politieke vraagstuk verwerd volgens De Jonge in de afgelopen decennia bijna tot een technisch vraagstuk. Maar dat gaat veranderen. ‘Er zullen besluiten worden genomen over wat we belangrijk vinden. Er zal politiek en publiek debat gevoerd worden.’
Met die woorden lijkt de minister gehoor te geven aan een oproep die het Planbureau voor de Leefomgeving begin maart deed: het Rijk moet scherpere ruimtelijke keuzes maken en normatieve kaders stellen voor de ruimtelijke toekomst van Nederland. Als dat niet gebeurt, waarschuwde het planbureau, lopen de provincies vast bij hun ‘ruimtelijke puzzel’.
Verwaarloosde regio’s
De Jonge erkende dat niet alle regio’s hebben meegeprofiteerd van de investeringen in het naoorlogse ruimtelijke beleid. ‘We moeten de steven ook wenden naar het oosten, het noorden en het zuiden. De kloof tussen Den Haag en de rest van het land moeten we verkleinen.’
Wederom echoot de minister hiermee onderzoek van het PBL. Dat concludeerde dat de decennialange ‘trickle down’-filosofie bij regionale ontwikkeling tot vrijwel niets had geleid. Sterke regio’s werden er sterker door, maar zwakkere profiteerden amper mee. Met ongelijkheid en maatschappelijke onvrede tot gevolg.
‘MKBA-fetisjisme’
De minister gaf dan ook toe dat de overheid is doorgeslagen met maatschappelijke kosten-batenanalyses. Dat zijn toetsen om de maatschappelijke impact van ruimtelijke ingrepen te meten.
‘We zijn doorgeslagen in MKBA-fetisjisme en hebben veel te weinig nagedacht over hoe we alle regio’s bij het land konden betrekken. En de vraag is of we daarmee recht hebben gedaan aan de kansen die onze regio’s ons zouden kunnen bieden.’
De CDA-minister wees daarbij ook naar de demografische ontwikkeling van Nederland. Door migratie groeit de bevolking in 2050 naar schatting tot 20 miljoen inwoners. ‘We zullen demografie veel meer in het hart van het beleid moeten brengen.’
In het tweede kwartaal van volgend jaar presenteert De Jonge een nieuwe ruimtenota, met de titel ‘Heel Nederland’. Dat was ook de titel van zijn lezing in Groningen. Voor deze nota, waarvan de contouren eind vorig jaar al bekend zijn gemaakt, komen de provincies in het derde kwartaal van dit jaar op verzoek van De Jonge met nieuwe ruimtelijke voorstellen.