Dit is een ingekorte versie van een artikel in ROm april 2023. ROm is het vakmagazine over ruimtelijke ontwikkeling en de fysieke leefomgeving en gratis voor ambtenaren en bestuurders-politici in dat beleidsdomein. Meld u hier aan voor een thuisabonnement voor het maandelijkse papieren of digitale magazine.

Begin dit jaar ondertekenden gemeenten, GGD’s, zorgverzekeraars en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA).

Stip op de horizon is een gezonde generatie in 2040 met weerbare gezonde mensen die opgroeien, leven, werken en wonen in een gezonde leefomgeving met een sterke sociale basis. Ook de Omgevingswet schrijft voor dat gezondheid als primair belang wordt meegewogen in ruimtelijk beleid en inrichtingskeuzes.

Of het nu om mentaal welzijn of fysieke gezondheid gaat: de leefomgeving lijkt een factor van belang. Talloze wetenschappelijke onderzoeken wijzen op een verband tussen de inrichting van de leefomgeving en het aantal ziekenhuisopnames, chronische ziekten en het gemiddelde sterftejaar.

Onderzoekinstituut TNO onderscheidt twee relaties tussen de leefomgeving en gezondheid: een directe relatie als gevolg van bijvoorbeeld fijnstof en geluidsoverlast en indirecte relatie in de vorm van een leefomgeving die beweging en ontmoeting bevordert.

Ontwerpers, inrichters en beheerders van de openbare ruimte stellen een gezonde leefomgeving vaak gelijk aan een groene leefomgeving. TNO stelt “vergroening” dan ook voor als een van de ingrepen om leefomgevingen gezonder te maken.

Compacte stad

De gewenste gezonde leefomgeving zal steeds vaker een stedelijke leefomgeving zijn. Want mensen wonen vaker in de stad. En als het aan beleidsmakers ligt, worden die steden steeds compacter. De vraag hoe dat zich verhoudt tot ruimte voor groen ligt dan voor de hand.

Volgens pleitbezorgers voor compacter steden is het echter een misvatting om te denken dat compacte steden minder gezond zijn omdat er minder ruimte is voor groen. Sterker, op het Stedelijk Interieur Congres afgelopen nazomer in Hilversum betoogde bariatrisch chirurg Maurits de Brauw (Spaarne Gasthuis) dat een compacte, veilige stedelijk omgeving vijftig procent minder kans geeft op obesitas.

'Een compacte, veilige stedelijk omgeving geeft vijftig procent minder kans op obesitas'

De meest plausibele verklaring is dat een compacte stad uitnodigt tot lopen, omdat voorzieningen zoals winkels nabij zijn. Daaraan koppelt De Brauw veiligheid als voorwaarde, zowel verkeerstechnisch gezien als wat betreft sociale veiligheid. Je wilt zogezegd niet het risico lopen overreden of overvallen te worden.

Ontijdige dood

In zijn presentatie noemde De Brauw groen niet als factor als het om obesitas gaat. Andere internationale studies wijzen juist wel op een verband tussen de hoeveelheid groen en gezondheid.

Zo analyseerde Magdalena van den Berg als promovenda sociale geneeskunde aan het Medisch Centrum van de Vrije Universiteit Amsterdam in 2016 zeven studies in Engeland, Amerika, Canada en Japan.

Die wezen op een relatie tussen de hoeveelheid natuur in de wijk en het sterftecijfer. Een belangrijke conclusie was dat groene wijken vooral van levensbelang zijn voor mensen uit lagere sociaaleconomische klassen, die geen geld hebben om naar de sportschool of drie keer op vakantie te gaan.

Op deze analyse baseerde ik me toen ik vorig jaar in een opinieartikel in de Volkskrant pleitte voor meer suburbane woonmilieus. Die zouden bovendien meer aansluiten bij de woonvoorkeur van een meerderheid van de Nederlanders, die het liefst in Vinex-achtige setting wonen en zeker niet gestapeld, concludeerde ik.

Op Twitter werd ik gekielhaald, onder meer door planoloog Errik Buursink. Die stelde dat groen in de leefomgeving inderdaad belangrijk is voor de gezondheid, maar dan wel in een (compacte) stedelijke setting. Mensen zijn daar gemiddeld gezonder dan bewoners van groene buitenwijken, stelde Buursink, ook gecorrigeerd na welvaartsverschillen.

Hij wreef mij bovendien in dat de toename van huishoudens en de woningvraag vooral bij eenpersoonshuishoudens zit, die volgens hem helemaal niet standaard ruim in het groen willen wonen. En dat er de komende jaren door vergrijzing al heel veel suburbane gezinswoningen vrijkomen. Wie de bal kaatst, kan hem terugverwachten.

Indische buurt

Ik legde de claim van Buursink over de relatie groen-dichtheid-gezondheid voor aan omgevingspsycholoog Sjerp de Vries van Wageningen Universiteit & Research (WUR).

Hij refereerde aan een recente ‘systematische review van studies’, waaruit zou blijken dat groen in een hoogstedelijke omgeving vaker sterker en positiever aan de gezondheid van bewoners is gerelateerd dan in minder stedelijke omgevingen. De Vries voegt eraan toe dat in de review het vaakst géén verschil werd gevonden en negatieve relaties zelden worden gevonden.

Hij wijst erop dat nationale context en stedenbouwkundige traditie een rol kunnen spelen. ‘In wat ouder Nederlands onderzoek werd juist in de zeer sterk stedelijke gemeenten geen relatie tussen groen en gezondheid gevonden.’ Hij refereert nog aan een andere review van met name Europese studies waaruit naar voren zou komen dat het verband tussen groen in de woonomgeving en gezondheid sterker is voor armere dan voor rijkere mensen.

Gevraagd naar een toelichting op zijn stelling, memoreert Buursink een gezondheidsonderzoek van de Amsterdamse GGD uit de tijd toen hij voor de hoofdstad werkte. De hoofdstedelijke GGD constateerde dat bewoners van de dichtbebouwde Indische Buurt gemiddeld gezonder waren dan bewoners in het ruim opgezette Amsterdam Nieuw-West. Dit terwijl de bevolkingssamenstelling in beide buurten nagenoeg identiek was.

Buursink: ‘De enige verklaring die wij konden verzinnen, was dat de ruimtelijke karakteristiek van die wijken een doorslaggevende factor is. In de Indische Buurt gaan mensen veel meer te voet naar hun bestemming toe, terwijl bewoners van Nieuw-West vaker de auto pakken.’

Wiebe de Ridder, adviseur leefomgeving bij onderzoeksbureau MarketReponse dat bewonersmotivaties in kaart brengt, waarschuwt voor het trekken van té snelle conclusies rond causaliteit als het gaat om gezondheid en leefomgeving.

De sociaaleconomische samenstelling van de twee buurten kan nog zo gelijk zijn, dat betekent niet dat de bewoners dezelfde waarden delen, die zich vertalen in woonvoorkeuren en (ongezond) gedrag. ‘Het is beste aannemelijk dat iemand die graag autorijdt eerder op het huuraanbod in een ruim opgezette naoorlogse wijk reageert, dan in een dichtbebouwde stedelijke omgeving’, zegt De Ridder.

Verschil in opleidingsniveau verklaart voor een derde de gerapporteerde gezondheidsverschillen

Strategisch adviseur wonen Remco Deelstra van Gemeente Leeuwarden waarschuwt op LinkedIn ook voor het verwarren van correlatie en causaliteit. Aanleiding was een claim van oud-wethouder Jos Feijtel op Gebiedsontwikkeling.nu dat wonen in de stad stressvoller of ongezonder is, waarbij hij zich baseerde op ‘overtuigend cijfermateriaal’ van Arcadis.

Het ingenieursbureau legde twintig steden langs de gezondheidsmeetlat. De vier grootste steden bleken het ongezondst. Grote steden zijn volgens Deelstra dé plek waar de meeste laagopgeleide mensen wonen. ‘En we weten dat laagopgeleiden een ongezondere leefstijl hebben, meer stress ervaren en – helaas – ook eerder overlijden. Volgens de redenering van Feijtel zouden Oost-Groningers het gezondst moeten zijn, maar in de praktijk zijn ze dat niet.’


De Indische Buurt in Amsterdam-Oost kent een hoger bebouwingsdichtheid, wat eveneens geldt voor voorzieningen, wat bijdraagt aan de beloopbaarheid.

Gezondheidsverschillen

Ook in publieksmedia wordt veel geschreven over de relatie tussen sociaaleconomische status en gezondheid. De leefomgeving kan helpen verschillen te verkleinen.

Volgens de WHO ligt een derde (29 procent) van het verschil in zelfgerapporteerde gezondheid tussen laag- en hoogopgeleide mensen in Europa aan de leefomgeving, schrijft landelijk expertisecentrum Pharos dat zich richt op het terugdringen van gezondheidsverschillen. Pharos definieert die leefomgeving breed. Naast groene ruimte gaat het om blootstelling aan bijvoorbeeld milieuvervuiling, woningnood, energiearmoede, onveiligheid, overbehuizing, slechte luchtkwaliteit en gebrek aan gezonde voeding.

Volgens TNO wonen mensen uit een sociaaleconomisch lage klasse vaak in buurten met weinig groen. Ook maken zij anders gebruik van groen. ‘Het is dus belangrijk rekening te houden met het gebruik en de gebruikswensen van deze groep’, aldus een brochure van het onderzoeksinstituut over health transitions. TNO constateert té weinig aandacht voor die gezondheidsverschillen.

In de brochure presenteert het onderzoeksinstituut een aantal meekoppelkansen om gezondheid en gezondheidsverschillen op een geïntegreerde manier aan te pakken. Naast vergroening noemt TNO de energietransitie, om het leefklimaat ín de woning te verbeteren, en de mobiliteitstransitie, door slim na te denken over de beweegvriendelijke inrichting van straten.

Kwaliteit van groen

Omgevingspsycholoog De Vries van de WUR stelt dat het voor het bestuderen van de relatie tussen groen, gezondheid en stedelijkheid ook belangrijk is te kijken naar de kwaliteit van het openbaar groen en het niveau van onderhoud. Daarnaast herhaalt hij het veiligheidsaspect dat De Brauw op het Stedelijk Interieur Congres noemde. ‘Sociale veiligheid is een belangrijke voorwaarde voor het gebruik van groen.'

Er zijn aanwijzingen dat groengebieden in hoogstedelijke omgevingen vaker als onveilig worden gezien. Als er te weinig aan onderhoud wordt gedaan, kun je gemakkelijk in een neerwaartse spiraal belanden. ‘Zo hebben mensen soms liever een parkeerplaats voor de deur dan een slecht onderhouden groenstrook’, aldus de onderzoeker.

'Sociale veiligheid is een belangrijke voorwaarde voor het gebruik van groen'

Planoloog Buursink houdt nog een pleidooi voor een goed stedenbouwkundig ontwerp, dat volgens hem eveneens uitnodigend werkt en ook het ontmoeten kan stimuleren. Dat kan op zijn beurt weer bijdragen aan de mentale gezondheid. Op een breed trottoir is het makkelijker buren te ontmoeten dan op een smal stoepje. Groen in de directe omgeving van de woning hoeft niet maatgevend te zijn, zolang er maar groen onder handbereik is.

Als pleitbezorger van compacte steden wijst hij er bovendien op dat er door verdichting juist éxtra ruimte kan vrijkomen voor ontmoeting, doordat inwoners van een compacte stad minder afhankelijk zijn van de auto en er dus ook minder parkeerplaatsen nodig zijn.

Gezonde voedselomgeving

Een nog ongenoemde negatieve relatie tussen de leefomgeving en gezondheid komt voort uit kopieergedrag en andere verleidingen. Dan gaat het bijvoorbeeld om roken en het alom aanwezige aanbod van fastfood in de stedelijke omgeving. Tijdens een uitzending van televisieprogramma Op1 pleitte de Edese wethouder Leon Meijer dus voor instrumenten in de nieuwe Omgevingswet om snackbars in bepaalde omgevingen te kunnen weren.

Meijer: ‘Wat we aangeboden krijgen om ons heen, dat bepaalt onze keuze. We leggen sportvelden aan, we leggen fietspaden aan, maar vervolgens zeggen we tegen al onze inwoners: neem maar vooral die vette hap. Het is dweilen met de kraan open.’

Aan tafel bij Meijer zat televisiepersoonlijkheid Catherine Keyl die repte van “betutteling” en stelde dat kinderen toch voorlichting krijgen op school over gezond voedsel. ‘Dat getuigt natuurlijk van een hoog naïviteitsgehalte’, reageerde de eveneens aangeschoven oud-politicus Roger van Boxtel, ooit directeur van een zorgverzekeraar.

‘Het antirookbeleid is een behoorlijk succes geworden omdat we steeds verder kwamen met beperkende maatregelen. Als je echt weet dat iets slecht is, dat het je leven verkort, dan redden we het niet alleen met voorlichtingslesjes.’

City Deal

De Omgevingswet bevat vooralsnog geen instrumenten om snackbars uit het straatbeeld te weren, laat staan om roken in de openbare ruimte in de ban te doen.

Hoe die gezonde voedselomgeving wel tot stand kan komen, is onderdeel van een experiment in de City Deal Gezonde en Duurzame Voedselomgeving, die eind 2021 van start ging. De ambitie van deze city deal is om de voedselomgeving in 2030 overwegend gezond en duurzaam te maken.

‘Vooral rond scholen, in openbare gebouwen, in supermarkten, catering en horeca. Hiermee dragen we bij aan fitheid, vitaliteit, preventie van ziekten en op een natuur, milieu en klimaatsysteem in balans’, aldus een uitleg op de site van Agenda Stad.

Terug naar mijn pleidooi voor meer suburbane woonmilieus, omdat die groener en gezonder zouden zijn. Als je wilt, is daar ondersteunend bewijs voor te vinden. Net zoals er bewijs voor is te vinden dat in compacte stedelijke omgevingen minder obesitas voorkomt. Maar het blijft tricky om een duidelijke oorzaak-gevolgrelatie te leggen.

Als je écht werkt wilt maken van een gezonde stedelijke leefomgeving waar een preventieve werking van uitgaat, moet je je niet blindstaren op groen alleen. Beloopbaarheid, goed stedenbouwkundig ontwerp en misschien zelfs gezondheidsrestricties bieden mogelijk soelaas.