De analyse is niet slecht: nabijheid is het sleutelwoord. Maar vervolgens wordt de analyse niet serieus genomen door altmodische argumenten uit de jaren ’70 en ’80 (wonen in het groen en blauw) te vermengen met hip jargon (borrowed size) om laagbouw in nota bene de randen van de Oostvaarders Plassen te bouwen (aldus de door Friso de Zeeuw aan zijn ronde tafel genode wethouder Jop Fackeldey uit Lelystad in Binnenlands Bestuur).

De Zeeuw spreekt namens de G32. Nee, G31, want alleen Venlo biedt dapper weerstand. Spreekt hij ook namens de Amsterdamse wethouder ruimtelijke ordening? Of die van Utrecht? Aan de ronde tafel van De Zeeuw zaten wethouders uit steden van qua omvang het tweede echelon of minder. Geen wethouder uit de G4. Er zaten verder bestuursvoorzitters van ontwikkel- en bouwbedrijven. Er zat geen regionaal-econoom van het type Marlet of Manshanden, er zat geen geograaf of stedenbouwkundige. Laat staan een strategisch beleidsadviseur van het ministerie. Waarom niet? Ruimtelijke ordening is niet meer exclusief voor de tekentafel!

Waarom dit soort miserabele perspectieven voor de Nederlandse ruimtelijke ordening van de nabije toekomst? Sommigen wezen op Twitter op de dubbele pet van De Zeeuw. Hij is immers ook een bouwondernemer. Kan dat problemen opleveren? Hoeft niet, maar het is ook niet ondenkbaar. Wie de film Inside Jobs heeft gezien weet dat zelfs Harvard-professoren hun autoriteit verkopen ten behoeve van schnabbels in het bedrijfsleven. Daarnaast zal voor bestuurder Fackeldey de korte termijn geldtoevoer naar de gemeentekas van groter belang zijn dan de concurrentiepositie van Nederland in de global economy.

Venlo zit in gunstig economisch vaarwater. De kenniseconomische activiteiten nemen voorzichtig toe. Het historische stadje aan de Maas heeft eindelijk een ‘hippe’ connectie met de rivier gemaakt. Alle reden om de koers richting kennisstad in een hogere versnelling te zetten. De agglomeratiekracht moet toenemen! En jazeker, onderzoek naar de woonpreferenties in Venlo laten een duidelijke vraag naar centrumstedelijk wonen zien. Daar zit men niet te wachten op meerkernige geleding. Sterker nog, meerkernige geleding is in die regio juist de reden dat de centrumfuncties in die stad van iets meer dan 100.000 inwoners beneden niveau zijn. Gelukkig luistert Venlo niet naar Friso cum suis. Maar hoeveel gemeenten zullen wel bezwijken onder hun verleidende (of misleidende?) verhaaltjes.

In Almere zullen ze het gepalaver van De Zeeuw instemmend ontvangen. De op de komende Floriade geënte stedelijke ontwikkeling is een 2.0 versie van de Garden City. Jane Jacobs veegde in 1961 al de vloer aan met wat zij noemde de ‘tuinstad-lariekoek’. Ondanks dat steekt te vaak dit maligne concept de kop op. En te vaak wordt er ook nog naar gebouwd. Gek, want zoals collega Martin Maas uit Den Helder op Twitter opmerkte: 'Wie suburbia een succes noemt, moet zich afvragen waarom Almere wordt verkocht "op slechts 25 minuten van Amsterdam" en nooit andersom'.

Maar goed, het betoog van Friso de Zeeuw wakkert wel de noodzaak aan van een grondslagendiscussie over een op agglomeratiekracht dan wel borrowed size gestoelde ruimtelijke planning. We moeten met De Zeeuw en zijn paladijnen rond de tafel. Zolang de goede man maar niet gaat bouwen.

Jos Gadet
Hoofdplanoloog Ruimte en Economie, gemeente Amsterdam