Dat Nederland een klein land is met een groot ruimtegebrek en dat ruimtelijke veranderingen de leefomgeving lelijker maken, daar kunnen de meeste Nederlanders zich wel in vinden. Dat de politiek ruimtelijke keuzes moet maken en daarvoor het oor bij de burger moet leggen, daarover ook.
Maar als het gaat over de invulling van die schaarse ruimte, brokkelt de eensgezindheid snel af. Dat blijkt uit het onderzoek Burgerperspectieven 2023 van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP).
Neem de vraag of er meer ruimte voor natuur of juist voor landbouw of woningen moet worden gereserveerd. Circa eenderde van de Nederlanders kiest voor de natuur, eenderde voor de woningen of landbouw, de rest is neutraal.
Vergelijkbare verdeeldheid is er over de dynamiek tussen de Randstad en de rest van Nederland. Bij de vraag of ruimteclaims vooral in de Randstad of juist daarbuiten moeten landen, kiest 44 procent voor ruimte zoeken in de regio, 24 procent vindt juist dat er te snel buiten de Randstad naar ruimte wordt gezocht, en de rest is neutraal.
Niet alles even belangrijk
Daarbij geldt ook dat niet elk ruimtelijk thema even belangrijk wordt gevonden. Nederlanders associëren ‘de inrichting van Nederland’ met veel verschillende onderwerpen, van natuur tot boeren en van stikstof tot ruimte.
‘De woningmarkt’ en ‘hoe vol Nederland is’, steken er echter met kop en schouders bovenuit. Nieuw is dat niet. De wooncrisis maakt de laatste jaren een gestage opmars als probleem waar veel Nederlanders zich zorgen om maken.
Die focus op wonen is enerzijds logisch. Een te dure huur, risico op dakloosheid, gedwongen bij je ouders blijven wonen; het heeft allemaal direct invloed op het dagelijks leven. Daarmee is de wooncrisis een stuk tastbaarder dan het abstractere ‘ruimte voor de circulaire economie'.
De nadruk op wonen zorgt wel voor scheef beleid, analyseerden experts eerder op Stadszaken. ‘Ruimtelijke ordening is een ondergeschoven kindje', zei bijvoorbeeld hoogleraar Ellen van Bueren over de aanpak van VRO-minister Hugo de Jonge.
‘Dat programma’s op het vlak van ruimtelijke ordening een lagere prioriteit hebben is politiek gezien begrijpelijk, maar lost de essentiële knelpunten over hoe we de schaarse ruimte in Nederland ook in de toekomst gaan gebruiken niet op.’
Ingewikkelde participatie, maar niet onmogelijk
Bij dit alles geldt dat burgers zelf zeggen dat ze een gebrek aan inzicht hebben in de complexe materie. Dat, gecombineerd met de verdeeldheid, scheve focus en tegelijkertijd de behoefte aan knopen doorhakken, zet beleidsmakers voor een lastig parket.
‘Bij de grotere ruimtelijke verdelingsvraagstukken of keuzes voor de toekomst is niet altijd duidelijk welke (formele of informele) rol burgers moeten of kunnen hebben', schrijft het SCP. Het planbureau doet wel suggesties voor het vormgeven van de participatie.
‘Wetende dat burgers ruimtelijke vraagstukken complex vinden en dat ze kritisch zijn over het proces en de uitkomsten van beleid, is het logisch om werkvormen te gebruiken waarmee burgers kunnen aangeven welke waarden of doelen zij belangrijk vinden, en inzicht krijgen in de achtergronden en gevolgen van ruimtelijke keuzes', staat in het rapport.
Met die nadruk op waarden en de ruimtelijke gevolgen daarvan, stel je ‘gewone mensen’ in staat om een bijdrage te leveren aan de ruimtelijke toekomst van Nederland, aldus het SCP. Het is een insteek die aansluit bij de ruimtelijke scenario's die het PBL een maand geleden presenteerde. Onderliggende boodschap daarbij was: er is geen ideale inrichting van het land, ruimtelijke keuzes zijn normatief. We moeten vooral scherp krijgen waar we met zijn allen heen willen.
PBL-onderzoeker David Hamers zei erover: ‘Het gaat om: wat wil je? Dingen passen als je ervoor kiest. Nederland is een druk land, maar als je keuzes maakt, is er ruimte genoeg.’