Door: Hanke Nijman, smart city-professional
In 2010 maakte ik tijdens een ontwerpproject in Italië kennis met smart cities, en 15 maanden geleden studeerde ik af op hetzelfde onderwerp. Na jaren aan de universiteit was ik wel even uitgestudeerd op dit thema, ik wilde die kennis nu wel in de praktijk brengen. Niet alleen krijgt m’n scriptie nu nog steeds regelmatig aandacht; ik werk aan het smart city-programma van m’n eigen stad, Den Haag. Ik loop nu ruim een jaar rond in het smart city-landschap, en de nieuwe inzichten in smart city-ontwikkeling blijven komen. Dit zijn mijn lessen van de afgelopen maanden:
- It’s the economy, stupid!
- Het aanpakken van maatschappelijke vraagstukken: De bewoner centraal
- Je kunt het niet alleen
- Lift mee op gebiedsontwikkeling
- Eén stad is geen markt
- Flexibiliteit: Smart city-oplossingen kunnen niet plug-and-play zijn
- Standaarden, standaarden, standaarden
- Werk cross-sectoraal én integraal
- Van Proof of Concept naar serieuze toepassing: regel het opschalen vooraf
Uitgeleerd ben je nooit, en de smart city-ontwikkeling is nog lang niet ‘af’. Zie deze lessen als een tussenstand, een work in progress; over een tijdje zijn sommige in praktijk gebracht, andere achterhaald, en zijn er nieuwe bij gekomen. Maar zover is het nog niet, eerst tijd om ervan te leren.
1. It’s the economy, stupid
Meer en meer mensen trekken naar steden. Dat heeft een reden: de stad is waar het gebeur, waar de kantoren gevestigd zijn, de banen te vinden zijn en waar wat te beleven valt. In steden zijn mensen productiever en profiteren ze van meer en betere voorzieningen (zie ook deze notitie van CPB en PBL). De economie is een belangrijke drijver van stedelijke ontwikkeling en aantrekkingskracht van de stad. Tegelijkertijd brengt de verwachte groei van steden ingrijpende vraagstukken met zich mee: hoe gaan we om met mobiliteit, milieu of publieke dienstverlening als de stad steeds drukker wordt? Innovatie en nieuwe technologie zijn een belangrijk middel om om te gaan met deze uitdagingen en de stad ook in de toekomst aantrekkelijk te laten zijn, zodat die stedelijke economie blijft draaien.
2. Het aanpakken van maatschappelijke vraagstukken: de bewoner centraal
Ik blijf het van de daken schreeuwen: technologie is een middel, geen doel. In een smart city wordt technologie ingezet als middel voor het oplossen van maatschappelijke vraagstukken. Daarbij is het van belang om de hele socio-technische interactie te begrijpen. Die verschilt van stad tot stad en van wijk tot wijk. Welk vraagstuk speelt er precies? Wie is de probleem-eigenaar? En wie heeft er last van? Daarbij is de ‘klant’ niet altijd dezelfde als de ‘eindgebruiker’. Uiteindelijk zijn smart city-toepassingen oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken, vraagstukken die spelen bij de burger. Zet die burger (de eindgebruiker) ook centraal, kijk verder dan de overheid. En probeer de interactie tussen technologie en de verschillende stakeholders goed te begrijpen. Stel de vraag: lost die technologie dit probleem voor de bewoner écht op?
3. Je kunt het niet alleen!
Een triple helix bestaat uit overheid, kennisinstellingen en bedrijfsleven. Breid deze groep uit met burgers en je hebt een quadruple helix. Kennisinstellingen staan vaak aan de wieg van innovaties; overheden hebben een uitgebreid beeld van de verschillende vraagstukken, stellen kaders en zorgen voor dienstverlening; er is niemand die meer weet van het gebruik dan bewoners zelf. En een totaaloplossing vraagt vaak een samenwerking tussen verschillende bedrijven. Die verschillende partijen zijn allemaal nodig voor het ontwikkelen van goede smart city-toepassingen: Het is daarom van belang om op zoek te gaan naar minimal viable partnerships; wie heb je nodig om tot een goede oplossing te komen? Eén ding is zeker: je kunt het niet alleen. Tegelijkertijd zorgt samenwerking tussen meerdere partijen vaak voor complexe processen. Vorm de juiste samenwerkingen om gezamenlijk een betere toepassing neer te zetten.
4. Lift mee op gebiedsontwikkeling
Veel smart city-toepassingen vragen ingrepen in het fysieke domein: een slimme lantaarnpaal, het plaatsen van sensoren, een netwerkverbinding in de stad. Als ze nog niet aanwezig zijn, dan moet de grond ervoor open. En de grond open gooien is onprettig voor omwonenden, en ook nog eens duur. Toch gebeurt dat regelmatig in de stad. Combineer de implementatie van smart city-toepassingen met ingrepen in de fysieke ruimte. Vaak gaat gebiedsontwikkeling ook gepaard met een investering in de omgeving. De lokale vraagstukken zijn vaak al in kaart gebracht. Welke uitdagingen kun je oplossen?
5. Eén stad is geen markt
Schaalvoordeel: hoe groter de afzetmarkt, hoe goedkoper het product. Is die markt te klein, dan is het product niet betaalbaar. Thema’s als mobiliteit, energie, zorg of onderwijs staan op de agenda van steden wereldwijd. Het is dan ook belangrijk dat specifieke toepassingen niet zijn toegespitst op een enkel lokaal probleem, maar in verschillende steden kunnen worden ingezet. Tegelijkertijd kent elke stad zijn eigen lokale vraagstukken. Smart city-toepassingen vragen daarom flexibiliteit.
6. Smart city-oplossingen kunnen niet plug-and-play zijn
Een goede smart city-toepassing is breed inzetbaar (les 5) én sluit aan op lokale vraagstukken (les 1). Dat vraagt dus aanpassingen per stad en per wijk. Het is daarom belangrijk dat smart city-toepassingen flexibel zijn; in wijk A zet je sensoren voor luchtkwaliteit in, wijk B vraagt juist om veiligheidscamera’s. Daarbij kent iedere stad weer haar eigen infrastructuur. Het is dus van belang dat verschillende technische oplossingen met elkaar kunnen worden gecombineerd. Dat vraagt standaarden.
7. Standaarden, standaarden, standaarden
Ik heb standaardisatie-goeroes weleens horen zeggen: ‘alle innovatie begint bij standaardisatie’. Dat gaat mij te ver: innovatie vraagt out-of-the-box denken. Dat wordt ietwat lastig als we de box al gestandaardiseerd hebben. Toch zijn standaarden van wezenlijk belang voor succesvolle smart city-ontwikkelingen. Die standaarden zorgen ervoor dat verschillende technologieën met elkaar kunnen praten, dat ze in verschillende steden kunnen worden ingezet en dat bijvoorbeeld data uit de ene stad met de andere kunnen worden vergeleken. In Nederland houdt NEN zich bezig met standaardisatie, ook op het gebied van smart cities.
8. Werk cross-sectoraal én integraal
Smart city is niet alleen de inzet van innovatieve technologie, het is ook slim samenwerken: co-creatie. Door middel van data kunnen we verschillende thema’s namelijk makkelijker aan elkaar verbinden. Een voorbeeld van zo’n keten is mobiliteit-verkeer-luchtkwaliteit-gezondheid-zorg. Veel overheden en sectoren zijn verkokerd. Een organisatieonderdeel werkt tussen haar eigen schotten. Mensen uit de verkeerssector werken niet vaak samen met mensen uit de zorg. Slim gebruik van nieuwe technologie vraagt samenwerking over deze kokers heen. Dit is niet alleen een uitdaging in hoe verschillende sectoren georganiseerd zijn, maar ook in de organisatiecultuur. Echt integraal werken vraagt een andere manier van werken vanuit de mensen.
9. Van Proof of Concept (PoC) naar serieuze toepassing: regel het opschalen vooraf
Er zijn legio voorbeelden van mooie smart city-pilots en interessante PoC's, maar een brede uitrol van toepassingen over verschillende steden is vaak ver te zoeken. Daar zijn verschillende oorzaken voor te vinden. Allereerst is de aansluiting op de maatschappelijke vraag belangrijk: Komt het ‘probleem’ veel voor, of is het erg specifiek en lokaal? En is er een probleem-eigenaar, zijn er genoeg eindgebruikers? Daarbij kan financiering van een brede uitrol lastig zijn. Pilots worden regelmatig gefinancierd met onderzoeksgeld, of zijn kleinschalig en daarmee betaalbaar. Zijn er ook financiers die de oplossing op grote schaal kunnen en wíllen betalen? Bij financiering door de overheid komt daar een aanbestedingsvraagstuk bij: vallen de kosten boven de aanbestedingsgrens, dan moet aan de Europese aanbestedingswetgeving worden voldaan. Dat betekent dat meerdere partijen moeten kunnen meedingen, en er niet vooraf in één partij geïnvesteerd mag zijn. Tot slot zijn er technische en organisatorische beperkingen: past deze oplossing ook binnen de bestaande organisatie en infrastructuur? Een deel van deze vragen kan al voordat met een PoC wordt gestart beantwoord worden, en soms is dat zelfs noodzakelijk. Andere vragen zullen juist met PoC's en pilots moeten worden beantwoord. Je voert tenslotte een pilot uit om ervan te leren.
Tot zover mijn smart city-lessen van het afgelopen jaar. De komende tijd zullen er nieuwe lessen bij komen, sommige worden verfijnd, misschien worden andere achterhaald. Innovatie gaat met vallen en opstaan, maar één ding is zeker: het gaat sneller als je leert van de hobbels die je tegenkomt. Ik heb deze lessen in m’n achterhoofd en kijk uit naar de lessen die daarbij gaan komen!
Hanke Nijman werkt als smart cities-professional. Meer weten over haar visie op smart cities? Lees verder op www.hankenijman.nl