Minister Hugo de Jonge wil dat de Omgevingswet op 1 januari 2024 ingaat. Daarvoor heeft hij steun nodig van de Eerste Kamer. Die debatteert dinsdag over het onderwerp. Een ongevraagd advies van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kan het debat moeilijker maken voor de minister.
‘Wanneer het voor een doorsnee burger, die niet thuis is in het (omgevings)recht, een vrijwel onmogelijke opgave blijkt om zijn weg te vinden in het DSO, kan hij zijn rechten niet in kaart brengen, zijn standpunt daarover niet bepalen en daarmee geen adequate beroepsgronden formuleren, waarmee zijn rechtsbescherming wordt uitgehold’, staat in de brief van de Afdeling aan de Kamer.
‘Dit pleit dan ook voor een gebruiksvriendelijk, laagdrempelig en toegankelijk systeem. Of aan deze voorwaarden in voldoende mate is of wordt voldaan, kan worden bepaald door gebruikerstesten met burgers en hun vertegenwoordigers (advocaten en rechtsbijstandverleners). Dit is (nog) niet gebeurd.’
Uitspraken in het DSO
Een ander zorgenpunt is het tonen van uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak in het DSO. Die kan bijvoorbeeld een omgevingsplan toetsen. Als het plan niet standhoudt en (deels) wordt gewijzigd, wordt het vernietigd. Dan zou er een witte vlek op de plankaart in het DSO moeten verschijnen.
‘De wijzigingen in het omgevingsplan die het gevolg zijn van een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak, moeten voor eenieder kenbaar zijn’, staat in de brief. ‘Die uitspraken moeten daarom snel en op een traceerbare en goed raadpleegbare wijze worden verwerkt in het DSO. Hiervoor bestaat (nog) geen oplossing.’ Tegen het Financieele Dagblad zegt het ministerie van BZK dat er op dit moment wel aan automatische aanpassing van plannen wordt gewerkt.
Al met al zijn zorgen over het DSO dus nog niet weggenomen, concludeert de Afdeling, ondanks ‘grote vooruitgang’. De Afdeling vindt dat het DSO ‘ruim voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet’ moet beschikken over alle benodigde functies die nodig zijn voor beroepsprocedures.
‘Waarmee zowel de rechtszoekende burger, de betrokken overheden als de bestuursrechters en dus ook de Afdeling bestuursrechtspraak op een adequate manier kan werken.’ Hoe lang de termijn precies moet zijn, houdt de Afdeling open. Een periode van 6 maanden wordt gesuggereerd.