Bij de naderende Provinciale Statenverkiezingen zijn ruimte en wonen dé grote thema’s. De provincies moeten de ‘ruimtelijke puzzel’ leggen en uitvoer geven aan de prestatieafspraken voor de woningbouw. Daar wordt nu al aan gewerkt, maar hoe er in maart gestemd wordt is van grote invloed op de uitvoer.

Uiteraard doen de provincies het niet in hun uppie. Ze zijn de schakel tussen het Rijk en de praktijk. De woningbouwopgaven worden samen met de gemeenten, marktpartijen en de corporatiesector ingevuld. Er is geen provincie die top down een blauwdruk tekent. Als het goed is, zijn de regionale prestatieafspraken samen met lokale overheden, bouwers en ontwikkelaars ingevuld.

Zo worden de 900.000 woningen die Hugo de Jonge wil laten bouwen steeds concreter. Tegelijkertijd roert de markt zich. Met zijn bergen regeltjes in de bestaande voorraad maakt de minister het de sector en daarmee zichzelf erg lastig, is de tendens. Ook gemeenten zitten niet altijd te wachten op meer sturing, of dat nou van de minister of de provincie komt. De 30 procent sociale huur bij nieuwbouw die De Jonge verwacht van achterlopende gemeenten, zal lang niet overal goed vallen.

De drang van marktpartijen naar minder regeltjes, daar zit zeker wat in. De vastgoedsector is verworden tot een melkkoe voor overheden. Met allerhande belastingen en heffingen wordt in zo’n beetje alle fases van een woningbouwproject wat afgeroomd. Ik snap ook dat gemeenten niet altijd zin hebben in sturing van boven, want de raad en het college zitten er in eerste instantie voor eigen inwoners.

Maar toch. Wonen werd en is voor heel veel Nederlanders simpelweg niet betaalbaar, als er al een woning beschikbaar is. Dat was vóór het aantreden van Hugo de Jonge al zo, juist ook toen de markt en gemeenten veel meer vrij spel hadden. Er werd te veel te duur gebouwd en als er wel betaalbaar werd ontwikkeld, gebeurde dat niet altijd op de juiste plekken. De Nederlandse woningmarkt raakte uit balans.

Als je dan af wil van regels en ‘bemoeienis’, moet je eerst laten zien dat je zelf de verantwoordelijkheid kan dragen. Ik schreef er het boek Weg uit de ik-bubbel over en voerde daarvoor ruim twintig gesprekken over met allerlei experts. Onder meer met Hilke Nijmeijer van CBRE Investment Management, oud-corporatiedirecteur en nu wethouder te Amsterdam Hester van Buren, Boyan Slat van The Ocean Cleanup, en voormalig Commandant der Strijdkrachten en huidig voorzitter van het Militair Comité van de NAVO Rob Bauer.

Een heldere draad in al die gesprekken was: een verantwoordelijke maatschappij begint hoe dan ook bij het individu, bij jezelf. De vastgoedsector en gemeenten moeten de hand in eigen boezem steken. Niet alleen wijzen naar Den Haag, maar ook nadenken over wat ze zelf hebben gedaan en gelaten dat het zo ver is gekomen. En bovenal: durf het goede voorbeeld te geven.

Zie de komende vier jaar als kans om te laten zien wat je in je pet hebt. Werk met markt en overheid sámen aan de steden van de toekomst, waarin betaalbaar wonen, duurzaamheid en leefbaarheid hand in hand gaan. Voeg indien nodig niet schoorvoetend 30 procent ondermaatse sociale huur toe aan een nieuwbouwontwikkeling, maar maak mooie woningen waar mensen graag willen wonen. De Jonge, de ruimtelijke puzzel en prestatieafspraken scheppen de verwachtingen. Overtref die!

Markten en lagere overheden worden pas gereguleerd op het moment dat de excessen de voordelen van marktwerking en decentralisatie overheersen. Als de sector en overheden laten zien maatschappelijk verantwoord te kunnen opereren, zal de regeldruk weer afnemen.