‘Te lang is gedacht dat de optelsom van lokale beslissingen als vanzelf een oplossing zou bieden voor de woningnood. Maar dat is niet het geval’, zegt minister Hugo de Jonge voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening over de nieuwe wet. Tijd om de regie op wonen terug te pakken, is de tendens.
Daarom komt hij met een uitgebreid wetsvoorstel, dat nu in consultatie ligt. Met de wet Versterking regie volkshuisvesting wil de minister procedures versnellen, grip krijgen op locaties, bepaalde doelgroepen sneller aan een woning helpen, en vooral: zorgen voor meer ‘betaalbare’ woningen.
Het wordt, als het aan de minister ligt, allemaal een stuk minder vrijblijvend: gemeenten die te weinig bouwen, krijgen het Rijk op de stoep.
Kleiner aandeel sociaal
Twee derde van alle nieuwbouw moet ‘betaalbaar’ zijn. Daarbij hanteert de minister een vrij breed begrip: het gaat om sociale huur, middenhuur en goedkope koop. Hoe de minister die twee derde precies wil aantikken en verdelen, is niet duidelijk. Wel staat vast dat gemeenten verplicht 40 procent van hun nieuwbouwopgave voor middeninkomens moeten realiseren.
Daarnaast moeten gemeenten die nu lager dan het landelijk gemiddelde hebben, minstens 30 procent sociale huur bouwen bij nieuwe projecten. Dat kan voor een evenwichtigere woningmarkt zorgen, en het spreiden van sociale huur over gemeenten kan concentraties kwetsbare bewoners tegengaan. Tegelijkertijd zal de aanpak voor relatief minder sociale huur zorgen.
Het landelijk gemiddelde is namelijk iets minder dan 34 procent, volgens de recentste cijfers van het CBS. Er van uitgaande dat gemeenten niet massaal voor meer dan 30 procent zullen kiezen, zal het landelijk aandeel sociale huur met deze percentages dalen.
Het wetsvoorstel is een afzwakking van wat De Jonge eerder voor ogen had en uitdroeg. Het streven uit de Nationale Woon- en Bouwagenda van ‘30 procent sociale huur in alle gemeenten’ werd ’30 procent sociale huur bij nieuwbouwprojecten’.
Waarbij gezegd moet dat overal 30 procent van meet af aan een onmogelijk streven was. In sommige gemeenten zou de totale woningvoorraad ruim moeten verdubbelen, in het scenario dat zij enkel nog sociaal zouden bouwen.
Mogelijk minder sociaal in grote steden
Mogelijk wordt het voor gemeenten die nu meer dan 30 procent sociale huur hebben juist lastiger om sociaal bij te bouwen. Het gaat dan vooral om de grote steden. Met uitzondering van Almere zitten die allemaal ruim boven de gekozen grens.
Uit het wetsvoorstel: ‘In deze gemeenten is de afgelopen jaren in veel gevallen een relatief beperkt aantal woningen in het middensegment toegevoegd, waardoor deze gemeenten op dat vlak juist een been bij moeten trekken. Om die reden zullen we ook een bepaling opnemen voor de situatie waarin een gemeente meer dan 30 procent sociale huur in de voorraad heeft, en dus minder sociale huur hoeft te bouwen en juist meer in het middensegment.’
Hoe hard de minister dit in wil steken, is nog niet duidelijk. Een woordvoerder van De Jonge zegt dat een gemeente als Amsterdam, die nu ruim boven het landelijk gemiddelde zet, niet verboden zal worden om meer sociaal te bouwen. Maar er kan van bovenaf wel gewezen worden op het belang van meer middeldure woningen. ‘Het gaat om de communicerende vaten’.
Terugkeer volkshuisvesting?
In het wetsvoorstel staat niets over het tegengaan van het verdwijnen van bestaande sociale huurwoningen door uitponden, liberalisering en sloop. Gemeenten voeren daar lokaal beleid op, maar landelijke regels ontbreken.
De SP, PvdA en GroenLinks wilden het verkleinen van de voorraad tegengaan met een wijziging van de Woningwet. Gemeenten en corporaties zouden daarover afspraken moeten maken. Maar het voorstel haalde geen Kamermeerderheid en De Jonge was niet enthousiast. Hij had er ‘moeite mee’ om gemeenten op deze manier aan te sturen.
Het is daarmee niet helder wat de nieuwbouwplannen van De Jonge precies betekenen voor de uiteindelijke Nederlandse woningvoorraad. Wel staat vast dat het verdwijnen van de huidige voorraad relatief grote invloed kan hebben op hoe we er in 2030 voor staan.
In een conceptversie van de prestatieafspraken tussen onder meer BZK en corporatiekoepel Aedes, stond dat de corporaties weliswaar streven naar de bouw van 250.000 nieuwe sociale huurwoningen, maar dat er tegelijkertijd ook 150.000 worden gesloopt of verkocht. Met andere woorden: voor elke vijf woningen die corporaties nieuw bouwen, verdwijnen er drie.