De onderzoekers telden tientallen veelal lokale initiatieven. Die verschillen allemaal opzet, duur, financiële bijdrage. ‘Het betreft nogal eens maatwerk: specifieke voorzieningen voor specifieke reisbehoeften en bestemmingen.’ Deze hyperlokale aanpak werpt wel de vraag op of mensen met deze maatregelen buiten gemeente of provincie kunnen reizen.
De meeste maatregelen richten zich op een specifieke doelgroep. Onduidelijk is of die ook goed wordt bereikt. ‘Want hoeveel mensen treft mobiliteitsarmoede nu eigenlijk en wat zijn in dat verband de provinciale of lokale verschillen’, vragen de onderzoekers zich af. ‘Dat is een cruciaal punt: voor wie lossen we nu eigenlijk een probleem op?’
Tientallen lokale initiatieven voor vervoer
Maatregelen kunnen volgens de onderzoekers drie vormen aannemen: een dienst, product of subsidie. Het gros van de gevonden maatregelen blijkt een dienst. Hierbij krijgen mensen bijvoorbeeld een maatje om te leren hoe het ov werkt. Een product is een kortingspas. De onderzoekers vonden enkele voorbeelden van subsidies, bijvoorbeeld voor het uitgeven van voorlichtingsmateriaal.
In stedelijk gebied richten veel initiatieven zich op ov of op fietsen. Die worden meestal semipubliek of publiek uitgevoerd. In weinig stedelijk gebied gaat het vaak om de auto of een belbus. Daar gaat het juist om private maatregelen. Mensen op het platteland zijn daardoor relatief het slechtste af, blijkt uit de inventarisatie. Een afspraak maken voor vervoer is vaak nodig en het gaat meestal om vrijwilligers die rijden.
Definitie ‘vervoersarmoede’
Bureaus MuConsult en Panteia liepen tijdens hun inventarisatie direct aan tegen de definitie. Er wordt veel gesproken over ‘vervoersarmoede’, maar dat dekt de lading niet, schrijven de onderzoekers in de ‘Inventarisatie maatregelen tegen mobiliteitsarmoede’.
Zo gaat het woord vervoersarmoede uit van een gebrek aan vervoer, terwijl in sommige gevallen het vervoer er wel is, maar mensen het niet durven te gebruiken. Bijvoorbeeld omdat mensen niet in het donker durven reizen. Daarom kiezen de onderzoekers voor het woord ‘mobiliteitsarmoede’.
Het was niet de enige witte vlek die de opstellers tegenkwamen bij het onderzoeken van het onderwerp. Zo is nog veel onbekend over de doelgroepen: wie worden er allemaal door mobiliteitsarmoede getroffen en in welke mate?
Ook pleiten ze voor meer onderzoek naar de oorzaken en gevolgen van het probleem. Wel bleek dat maatregelen die bijdragen aan armoedebestrijding, indirect ook helpen tegen mobiliteitsarmoede.