‘Op dit moment duurt de ontwikkeling van een woningbouwproject gemiddeld tien jaar. Dat is te lang voor mensen die met smart zitten te wachten op een woning’, schrijft woonminister De Jonge aan de Tweede Kamer. ‘Het moet en kan korter.’ Hij ziet in de praktijk dat er projecten zijn met een doorlooptijd van drie jaar. Dat moet de norm worden, vindt de minister.

De plannen richten zich op vier pijlers:

  1. Efficiëntere werkwijze en versterking capaciteit.
    De Jonge wil ontwikkelingen zoals rekenen en tekenen en procedures in elkaar schuiven. Hij wil dat bij vijf projecten uittesten.
     
  2. Meer regie, samenwerking en YIMBY (Yes, In My Back Yard).
    Gemeenten krijgen 90 miljoen euro voor personeel en voor het opzetten van regionale samenwerkingen. Ze kunnen een beroep doen op het landelijke Expertteam Woningbouw. De Jonge wil niet alleen tegenstanders van woningbouwprojecten een stem geven, maar ook woningzoekenden.
     
  3. Stimuleren innovatie en industrieel bouwen.
    De Jonge zet in op standaardisatie en wil dat vastleggen in landelijke regels. Maatwerk in duurzaamheidseisen worden geschrapt, zodat industriële bouwproductie makkelijker wordt.
     
  4. Aanpassen van wet- en regelgeving.
    Voor woningbouw wil De jonge naar beroep in één instantie voor omgevingsvergunningen, in plaats van beroep en hoger beroep. Ook wil hij dat uitspraken van beroepsprocedures binnen zes maanden worden gedaan. Daartoe zou de Raad van State extra capaciteit moeten krijgen.

Een andere oorzaak van de vertraging ziet De Jonge in het grondbeleid. Hij wil nog voor het voorjaar komen met voorstellen om het grondbeleid zo aan te passen dat twee derde van de woningen betaalbaar wordt. Eerder gaf de minister al aan open te staan voor planbatenheffing. Deel van de plannen ook zou een Rijksgrondbank kunnen zijn.

De plannen van De Jonge komen na overleg met onder meer gemeenten, provincies, ontwikkelaarsvereniging de Neprom en marktpartijen. Zo stuurde de Neprom een rapport over het versnellen van de bouwopgaven naar de minister.

Voor zijn plannen baseert de minister zich onder meer op het Rode dradenrapport ‘Versnellen proces woningbouwontwikkeling’, het rapport ‘Parallelle planning Woningbouwversnelling - Prototype voor een nieuwe manier van werken’ en onderzoeken van de Rijksuniversiteit van Groningen naar de procedures van bezwaar en beroep.

Omgevingswet op gespannen voet met ambities

De opstellers van het Rode dradenrapport waarschuwen dat de invoering van de Omgevingswet voor nieuwe vertragingen kan zorgen en dat de nieuwe regels door de rechters getoetst moeten worden. ‘De Omgevingswet biedt meer mogelijkheden voor beleidskeuzes en geeft specifieke normstellingen die nog niet rechtelijk getoetst zijn.’

Ook waarschuwen de opstellers dat er een ‘andere manier van denken’ nodig is. ‘Zoals al aangeven onder kaders kan regie ‘van boven’ keuzes, prioriteiten en besluitvorming bij gemeenten eenvoudiger maken.’ Maar: ‘Meer regie (van boven) is wel een omslag in (politiek) denken en sluit ook minder goed aan bij de uitgangspunten van de Omgevingswet.’

De opstellers van het rapport denken dat er uiteindelijk wel voldoende draagvlak is om de regie landelijk neer te leggen.