- Zef Hemel: ‘Dit land koerst af op een ruimtelijke ramp’
- Ellen van Bueren: ‘Ruimtelijke ordening is ondergeschoven kindje’
- Hans Leeflang: ‘Zoek nu de spanning met de sectoren op’
- Jos Gadet: ‘Zet in op vitale stedelijke buurten’
Zef Hemel: ‘Dit land koerst af op een ruimtelijke ramp’
‘Het is verleidelijk om de woningcrisis puur sectoraal aan te pakken en het is even verleidelijk om één persoon aan te wijzen als hoofdverantwoordelijke voor deze sectorale operatie. De minister van Volkshuisvesting kun je ook gemakkelijk als geweldenaar zien die alles uit de kast trekt om deze zoveelste crisis op te lossen.’
‘Uitgerekend deze minister kan beide verleidingen niet weerstaan. Dat heeft iets tragisch. Want vrijwel alle problemen rond wonen in Nederland houden verband met sectorale ingrepen die in het verleden van bovenaf zijn opgelegd en het is uitgerekend de sector van het wonen die telkens weer de problemen veroorzaakt.’
‘Wat de minister nu doet: overal ingrijpen, in zes programma’s de hele sector willen coördineren, het beeld naar buiten uitdragen dat hij met bouwhelm op en hesje aan in vier jaar tijd ons van het spook van de wooncrisis gaat bevrijden, betekent niet minder dan het toewerken naar een volgende teleurstelling.’
‘Zo maakbaar is Nederland niet’
‘En zo maakbaar is Nederland niet. Door zich eenzijdig op het – overigens veelkoppige – woonprobleem te richten, veroorzaakt de minister op termijn bovendien grote ruimtelijke problemen. Want werken beweegt anders dan wonen. Economie kun je niet sturen, ze blijft ruimtelijk sterk geconcentreerd.'
‘Door zijn aanpak met de regionale woondeals zullen we gedwongen worden om op nog grotere afstand van ons werk te gaan wonen. De infrastructuurgelden mogen dan zorgen voor ontsluiting, op het nationale en regionale wegennet wordt het straks nog veel drukker en chaotischer. Dit land koerst af op een ruimtelijke ramp.’
Zef Hemel is planoloog en bekleedt de Abe Bonnema leerstoel aan de RUG en TU Delft.
Ellen van Bueren: ‘Ruimtelijke ordening is ondergeschoven kindje’
‘Enthousiasme, dadendrang en ambitie, met enige bescheidenheid ten aanzien van de leverbaarheid. Met zes programma’s gaat minister De Jonge gestructureerd de vastgemodderde praktijk te lijf, en wel in de volgorde van de naam van zijn ministerie.’
‘Eerst volkshuisvesting, dan ruimtelijke ordening. Hij geeft gehoor aan de roep om regie: de rol van de overheid als marktregulator pakt hij op, incentives worden veranderd, voormalige beleidskeuzes die averechts hebben uitgepakt worden teruggedraaid. De programma’s die afgelopen jaar zijn gepresenteerd zijn positief van toon: in essentie is niemand tegen zaken als betaalbaarheid, versnelling, en een mooi land. Het biedt ook ruimte voor ideologie: zo is een woning allereerst weer bedoeld om in te wonen.’
‘Eerst volkshuisvesting, dan ruimtelijke ordening’
‘Dat de twee programma’s op het vlak van ruimtelijke ordening een lagere prioriteit hebben is politiek gezien begrijpelijk, maar lost de essentiële knelpunten over hoe we de schaarse ruimte in Nederland ook in de toekomst gaan gebruiken niet op.’
‘Juist ruimtelijke ordening biedt een arena voor de afweging van de diverse sectorale belangen die strijden om de ruimte, en is voor de toekomst van ons land, en voor een minister op deze portefeuille, essentiëler dan het bijstaan van gemeenten in de uitvoering.’
Ellen van Bueren is hoogleraar Urban Development Management aan de TU Delft
Hans Leeflang: ‘Zoek nu de spanning met de sectoren op’
‘Het is een verademing om na jaren weer een minister te zien, die zich druk maakt over de samenhang der dingen en over de toekomst van ons land. Mooi is, dat hij echt werk maakt van het verbinden van de bewindslieden die werken aan onze fysieke leefomgeving.’
‘Aan het eind van 2022 kwamen voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland twee belangrijke producten naar buiten: de instructiebrief voor de provincies om gebiedsgericht ‘de ruimtelijke puzzel te leggen’ en de brief waarin het uitgangspunt ‘water en bodem sturend bij de ruimtelijke ontwikkeling’ werd gelanceerd.’
‘2023 wordt cruciaal voor de missie van Hugo de Jonge. Heel spannend wordt of de provincies echt gaan leveren. Het kabinet spreekt hen aan op hun kerntaak, maar beschikken zij nog over voldoende expertise? En lukt het hen om hun burgers bij dit werk te betrekken? Het lijkt veel gevraagd in dit jaar met provinciale verkiezingen voor de deur. Dat vraagt van de minister voor RO een plan B.’
‘2023 wordt cruciaal voor de missie van Hugo de Jonge’
‘Wat de minister in 2023 ook moet doen, is de spanning met zijn collega’s opzoeken. Hij zal met hen samen het langetermijnperspectief moeten bepalen voor zaken waar de provincies nu eenmaal niet of nauwelijks over kunnen gaan. Denk aan de toekomst van Schiphol, de Rotterdamse haven en alle grote industriële complexen.’
‘Ook moet in ‘Den Haag’ het perspectief worden geopend voor een schaalsprong in het stedelijk openbaar vervoer. Voor landbouw en natuur is zijn actieve inbreng nodig om een echt langetermijnperspectief te bieden voor gebieden als de Gelders Vallei. En vergeet de toekomst van de steeds drukker wordende Noordzee niet.’
‘Bij dit alles zal De Jonge zelf als sectorale minister voor Volkshuisvesting het goede voorbeeld moeten geven. Wat gaat hier ‘bodem en water sturend’ echt betekenen? Het opzoeken van de spanning met de sectoren is niet alleen van belang voor een samenhangend toekomstperspectief, maar ook voor de uitvoering van het ruimtelijk beleid. Zonder de sectoren geen geld en uitvoeringsmacht voor alle noodzakelijke plannen.’
‘Tenslotte moeten in 2023 de regionale en nationale sporen bij elkaar komen in wat Hugo de Jonge zelf noemt ‘een nieuwe Nota Ruimte’, een document waarin zowel een helder toekomstperspectief voor Nederland wordt geschetst als de doorwerking en uitvoering van de grote verbouwing wordt geregeld.’
‘Ik zeg: noem het ‘het Eerste Nationale Omgevingsplan’, regel dat dit iedere tien jaar wordt herhaald, benoem een gezaghebbend hoogste ambtenaar voor de Ruimtelijke Ordening en bouw weer expertise op als steun voor de Haagse sectoren en voor de provincies. Ons land verdient het. Zet ‘m op Hugo.’
Hans Leeflang is adviseur ruimtelijke activering en was één van de krachten achter de Vierde Nota
Jos Gadet: ‘Zet in op vitale stedelijke buurten’
‘Sinds het aantreden van De Jonge is het ruimtelijk ordeningsdebat krachtiger geworden, en is er meer politieke en maatschappelijke aandacht. Gelukkig is het een debat, met tegenstellingen, maar (nog?) geen polarisatie. De toegenomen mediale zichtbaarheid van belangrijke instituten als het Planbureau voor de Leefomgeving en het College van Rijksadviseurs is toe te juichen.’
‘De Jonge ziet in zijn drang naar daadkrachtig optreden de oplossing voor de woningcrisis te veel in kale woningproductie en prefab-woningen, en loert gevaarlijk naar het weiland. Met dat laatste ondermijn je de No Net Land Take-ambitie van de Europese Commissie. De Jonge moet (nog) meer werk maken van verstedelijking in de vorm van verdichting van bestaande steden.’
‘En ruimtelijk kan dat ook. Wie weleens een wandeling maakt door de naoorlogse uitbreidingsgebieden van Nederlandse steden ziet die mogelijkheden als vanzelf opdoemen. En we moeten ook binnenstedelijk bouwen, want Nederland is in trek bij buitenlandse op de stad gerichte kenniswerkers. En daar mogen we blij mee zijn.’
‘De Jonge zit opgescheept met de frustrerende gevolgen van decennialang anti-stedelijk ruimtelijk ordeningsbeleid’
‘Verdichten is geen stapelen van woningen, maar puzzelen hoe bij toenemende dichtheden toch vitale buurten kunnen ontstaan die mensen en ondernemers sociale en economische ontplooiingsmogelijkheden bieden en die zich gemakkelijk kunnen aanpassen aan de sociaaleconomische dynamiek van stad en land. In Amsterdam zijn we koortsachtig met die puzzel bezig, evenals het College van Rijksadviseurs.’
‘De Jonge zit opgescheept met de frustrerende gevolgen van decennialang anti-stedelijk ruimtelijk ordeningsbeleid. Nederland is door dit beleid eerder een set van dunbevolkte steden dan een dichtbevolkt land. En een dunbevolkte stad ontbeert agglomeratiekracht. Het Randstadconcept moet vervangen worden door robuuste infrastructurele en woningbouwinvesteringen in kernagglomeraties. Eindhoven is daarvan het meest urgente voorbeeld.’
Jos Gadet is hoofdplanoloog bij de Gemeente Amsterdam