‘Er is in Nederland een tekort aan woningen die betaalbaar zijn voor mensen met een laag of middeninkomen. Met de Woningbouwimpuls (Wbi) stimuleer ik daarom het sneller bouwen van meer betaalbare woningen. Met de Wbi worden in heel Nederland meer woningenbouwprojecten financieel haalbaar. Dat is in deze onzekere economische tijden enorm belangrijk’, schrijft woonminister Hugo de Jonge in een Kamerbrief over de nieuwe impuls.
In alweer de vierde tranche van de Woningbouwimpuls wordt in totaal 112 miljoen euro uitgedeeld aan gemeenten door heel Nederland. Dat moet 24.768 woningen opleveren, waarvan 65 procent ‘betaalbaar’. Daarmee doelt BZK op sociale huur, middenhuur en koopwoningen tot 405.000 euro. Dat is de nationale hypotheekgarantiegrens.
Amsterdam ontvangt met drie woningbouwlocaties veruit het meeste geld: Voor de bouw van 4.121 woningen in het Hamerkwartier, 3.313 in de Bijlmer en 1.625 in Osdorp wordt 28.521.648 euro vrijgemaakt.
Met de Rijksbijdragen kunnen gemeenten de onrendabele publieke toppen dekken bij de bouw van deze woningen. Die zitten vooral voor de ontsluiting van projecten, investeringen in de openbare ruimte en het verplaatsen van activiteiten die de woningbouw in de weg staan. Denk aan bedrijven en industrie. Andere kleinere kostenposten zijn bodemsanering en stikstof.
De laatste tranche verschilt op een aantal manieren van voorgangers. Allereerst komen kleinere gemeenten meer aan bod. Daar hadden zij ook nadrukkelijk om gevraagd. Verder is de vierde tranche een stuk kleiner dan eerdere. Daarbij werd per ronde ruim 250 miljoen euro uitgegeven, goed voor ruim 46.000 woningen per keer.
Ook wordt bij deze ronde meer geïnvesteerd in uitleglocaties (35 procent van de woningen). Bij eerdere rondes kwam dat percentage niet hoger dan 10. Dat verschil komt doordat de zeventien grootstedelijke woningbouwgebieden, veelal binnenstedelijke stationslocaties, in de eerdere rondes al geld kregen.