‘We hernemen de regie op de ruimtelijke ordening om te zorgen voor een eerlijke uitkomst van alle ruimtelijke verdeelvraagstukken waar we tegenaan gaan lopen', zegt minister Hugo de Jonge voor Ruimtelijke Ordening.
‘We staan aan de vooravond van een nieuwe manier van werken waarin we cruciale keuzes gaan maken over de inrichting van Nederland. Op alle betrokkenen rust de verantwoordelijkheid om goed samen te werken want keuzes die we nu gaan maken, bepalen welk land we doorgeven aan de generaties na ons.’
In het startpakket dat de minister vandaag naar de twaalf provincies stuurde, legt hij hen de opgaven voor uit nationale programma’s op het gebied van de fysieke leefomgeving. De provincies wordt gevraagd om eigen opgaven te combineren met die van gemeenten en waterschappen. In eerste instantie tot 2030, met een doorkijk naar 2050. In een bijlage bij het startpakket staan per provincie de specifieke kansen en knelpunten. De puzzel moet binnen de kaders van de NOVI worden gelegd. Zo heeft meervoudig ruimtegebruik de voorkeur. Verder zijn bodem en water leidend.
De Jonge verwacht van de provincies dat zij hun huiswerk in oktober 2023 af hebben. Daarna moeten twaalf ruimtelijke arrangementen volgen, waarin Rijk en provincie wederkerige afspraken maken over de uitvoering van de opgaven. Deze vormen vervolgens de basis voor een nieuwe nota ruimte in 2024.
Het Rijk ondersteunt de uitwerking van de provincies met ruimtelijke data en de inzet van ontwerpteams die ‘innovatieve oplossingen’ bedenken. Bijvoorbeeld concepten over het tegengaan van ‘verrommeling’ door grootschalige bedrijfsvestigingen. Verder is bij BZK een aparte accountorganisatie ingericht voor de provincies. Die is het dagelijkse aanspreekpunt voor de contactpersonen bij de provincie en de contactpersonen van de nationale programma’s bij de departementen.