Het Rijksvastgoedbedrijf koppelt de woningen aan beschikbare locaties en verkoopt ze door aan verschillende woningcorporaties. Dit doet het RVB in opdracht van woonminster Hugo de Jonge. De volgende leveranciers kunnen aan de slag:
- Daiwa House-Jan Snel
- Hegeman Bouw & Infra
- Klein Units Projecten
- Peters Bouw en Onderhoud
- Plegt-Vos Bouwgroep
- Wagenbouw Bouwsystemen
- Smart Life
- Reboxd
- Barli BV
Zonder controverse is de aanpak niet. Het is een cadeautje voor de bouw en kan mogelijk innovatieremmend werken, zeiden experts eerder tegen Stadszaken. Architect Harvey Otten: ‘Dit plannetje is het Rijk aangesmeerd door de bouwindustrie. Die lopen de politiek hier al jaren voor plat. Ze hebben veel vreemd vermogen geïnvesteerd in hun woningfabrieken en zien nu een kans om dat geld snel terug te verdienen. Dat lijkt ze te lukken, en wij worden met slechte woningen opgescheept.’
De aanpak is onderdeel van de grotere flexplannen van het kabinet: eind 2024 moeten er 37.500 flex- en transformatiewoningen bij zijn gekomen. Die moeten de druk op de sociale sector verlichten en een ‘flexibele schil’ op de woningmarkt bieden.
Gebrek aan locaties en garanties
Het PBL gaf eerder aan dat de realisatie van die woningen verre van makkelijk is. Goede plekken om ze te bouwen zijn schaars en het is onzeker of er in de toekomst voldoende locaties zijn om de woningen naartoe te verplaatsen. Dat is wel een vereiste voor een rendabele businesscase.
Het kabinet, de corporaties en de gemeenten presenteerden dus een garantiestelling van 220 miljoen euro. Als de woning niet herplaatst kan worden, wordt de corporatie gecompenseerd.