De nieuwe beleidsinzet stikstof presenteerde minister Christianne van der Wal op 22 november. Daarin staan plannen voor drastische reductie van stikstofuitstoot, natuurherstel en perspectief voor de agrarische sector centraal. Van die algemene, stevige stikstofreductie gaat op lange termijn ook de woningbouw profiteren, omdat de minimale toevoeging van stikstof die de woningbouw teweeg brengt dan niet meer fataal is.

We zoeken echter tevergeefs naar maatregelen die op korte termijn de voortgang van investeringen in de (woning-)bouw in stikstofgevoelige gebieden mogelijk maken. Ik zal dat uitleggen aan de hand van zes items.

1. Voor de aanwijzing van de 2.000 tot 3.000 ‘piekbelasters’ wier uitstoot tot nagenoeg nul moet worden teruggebracht, gaat het kabinet nog criteria bedenken. De woningbouw zou geholpen zijn de aanwijzing van zones waar een omvangrijke woningbouwopgave stuit op stikstof-overbelasting van nabijgelegen natuurgebieden. Omdat het bij bouw- en infraprojecten niet zozeer gaat om terugdringen van uitstoot (emissie) in het algemeen, maar om het vermijden van toename stikstofneerslag (depositie) van in de buurt gelegen Natura 2000-gebieden, is die nabijheid van belang.

Neem de hele Hollandste kustzone, waar de duinen (Natura 2000-gebied) dicht bij talrijke grote en kleine woningplannen liggen. Selecteer daar de piekbelasters. Maak daar een gebiedsgericht, breder plan van aanpak dat financiën, organisatie en participatie regelt. Evenals de inzet van een competente ploeg; een doortastende gebiedsregisseur is cruciaal. Looptijd: drie jaar. Ik schetste eerder in een notendop hoe zo’n samenhangende turbo-gebiedsgerichte aanpak er uit zou kunnen zien. Het kabinet pakt het idee niet op: gemiste kans.

2. Dat geldt ook als we kijken naar de sectoren en activiteiten die prioriteit krijgen bij de toekenning van stikstofruimte, voor zover de reductie niet aan Natura 2000-gebieden ten goede komt. De legalisering van ‘PAS-melders’ (de buiten hun schuld illegaal geraakte boerenbedrijven) staat begrijpelijkerwijs bovenaan. Maar ook investeringen in klimaat en duurzame energie alsook bijvoorbeeld defensieactiviteiten (waaronder: ‘schieten’) krijgen een voorkeursbehandeling. Woningbouw ontbreekt: weer een gemiste kans.

3. Wat op korte termijn zou helpen, is een gestandaardiseerde stikstofbeoordeling voor bouwprojecten, op basis van kengetallen en vuistregels. Die kan in de plaats komen van de uitgebreide en complexe berekening met Aerius-calculator. Het scheelt tijd, kosten en beslag op schaarse ecologische expertise en rekencapaciteit. De Neprom presenteerde drie jaar geleden een uitgewerkt voorstel. Nu pas nemen de ministeries dit serieus en komen ze voor ‘kleine’ bouwplannen in het eerste kwartaal van 2023 met een voorstel. Voor grotere projecten gaat men onderzoeken of een ‘generieke voortoets’ juridische mogelijk is; het resultaat krijgen we ergens in 2023 te horen. Had nu geregeld kunnen zijn: gemiste kans.

4. ‘Schoon en emissieloos bouwen’ (SEB) wil het kabinet verder bevorderen, samen met de markt en kennisinstellingen. Daarom komt er - uiteraard - een ‘taskforce’ en een budget van € 600 mln. Mooi. Het is wel een - in relatie tot te behalen realiseren uitstoot-reductie - een hele dure operatie. Die ook tijd nodig heeft, al was het maar om de gebrekkige beschikbaarheid van elektrisch en ander geschikt materieel.

5. De landelijke en provinciale stikstof-registratiesystemen (SSRS) wordt nieuw leven ingeblazen. Het zijn een soort banken waarin de overheid ‘stikstofruimte’ die niet nodig is voor natuurherstel administratief verzamelt. Daarna kan dan worden ‘uitgekeerd’ aan andere activiteiten, waaronder (clusters van) woningbouwprojecten. De verwachte volumes, werking en toepassingsregels blijven vaag.

6. Een van de weinige instrumenten dat voor (woningbouw-)projecten in de stikstofgevarenzones effectief werkt, heet intern salderen. Binnen het plangebied wordt een stikstofbron weggenomen; bijvoorbeeld omdat op de locatie geen koeien meer grazen. De Raad van State heeft bij herhaling zijn goedkeuring over deze werkwijze uitgesproken en heeft bepaald dat hiervoor geen natuurvergunning nodig is.

Uitgerekend deze praktische methode gaat de minister Van der Wal de nek omdraaien: intern salderen wordt vanaf 2024 vergunning-plichtig, met alle vertraging, extra kosten en onzekerheid van dien. Opnieuw een gemiste kans.

Als we het geheel overzien, moeten we concluderen dat de bouw, en in het bijzonder de maatschappelijk urgente woningbouw, wederom de onderspit delft in het stikstofdossier. Woon-minister Hugo de Jonge heeft hier kennelijk geen invloed kunnen uitoefenen.

Het is mij een raadsel hoe Bouwend Nederland de stelling kan betrekken dat ‘het einde van stikstofcrisis voor bouw en infra in zicht is’. Stikstof zal in komende jaren voor een wezenlijk deel van de woningbouwopgave een belemmering blijven vormen. Dat kan ook anders, zonder ook maar één kilo stikstof aan de natuur toe te voegen.