‘Tot duizend jaar geleden pasten de inwoners zich vooral aan de natuurlijke omstandigheden aan. Later veranderde dat, en zorgden we ervoor dat water en bodem zich aan ons aanpasten’, schrijven minister Habers en staatssecretaris Heijnen in een brief aan de Tweede Kamer. ‘Maar inmiddels lopen we steeds vaker tegen de grenzen van het water- en bodemsysteem aan.’ 

Dat zorgt volgens de bewindspersonen voor schade aan funderingen van gebouwen en extra onderhoud aan wegen en spoorwegen. Ook is voldoende goed drinkwater niet langer vanzelfsprekend en staat het voortbestaan van planten- en diersoorten onder druk. ‘Door meer rekening te houden met ons water, kunnen we ook in de toekomst blijven wonen en werken in Nederland. Daarom maken we nu deze keuzes’, aldus minister Habers. 

De belangrijkste keuzes op een rij: 

  • Alle grondwateronttrekkingen in Nederland worden in beeld gebracht en provincies stellen een grondwaterplafond op. Wateronttrekkingen bij Natura2000-gebieden worden beperkt; 

  • Er komen nieuwe drinkwaterbronnen, die water kunnen leveren door heel Nederland via een nieuw landelijk drinkwaternet; 

  • In 2035 gebruiken Nederlanders niet 125, maar 100 liter drinkwater. Het doel is dat grootverbruikers hun drinkwatergebruik met ten minste 20 procent reduceren. Daarvoor komt een nationaal plan van aanpak; 

  • Er wordt nadrukkelijker gewerkt aan schoon oppervlaktewater dat ook niet wordt verwarmd door koelwaterlozingen; 

  • Er wordt ruimte gecreëerd voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water in de ruimtelijke inrichting, landgebruik en landbeheer; 

  • Er komen geen nieuwe (schier)eilanden in het IJsselmeer; 

  • De risico’s van overstromingen, wateroverlast, bodemdaling en drinkwaterbeschikbaarheid worden sturend bij de locatiekeuze en inrichting van woningbouw. Bouwen in uiterwaarden wordt verboden. 

  • Ruimte voor mogelijke uitbreidingen van dijken en kustgebieden worden geactualiseerd en strenger gehandhaafd; 

  • Provincies, waterschappen en gemeenten moeten zorgen voor meer biodiversiteit op dijken en daarachter, met natuurlijke achteroevers; 

  • Op de diepste plekken in polders mag niet gebouwd worden. Die plekken worden gereserveerd voor waterberging. 

  • Er komen geen nieuwe kustuitbreidingen, zoals de Maasvlakten bij; 

  • Er komt een instrument om bebouwing geen invloed te laten hebben op de ondergrond; 

  • Voor bebouwing wordt zo min mogelijk grond gebruikt; 

  • Onnodige bodembedekking in stedelijke gebieden wordt tegengegaan; 

  • Voor landbouwgronden komen maatregelen op het gebied van materieel, nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen om de bodem gezond te houden. 

Bij het maken van die keuzes, volgt Harbers het advies van de Deltacommissaris en die van de Johan Remkes over de boeren, en wil deze uitgangspunten voortaan leidend maken bij de gebiedsprocessen: 

  • Niet afwentelen op toekomstige generaties, van privaat naar publiek of naar andere gebieden, zoals benoemd in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI); 

  • Meer rekening houden met extremen; 

  • In samenhang omgaan met wateroverlast, droogte en de bodem; 

  • Meerlaagsveiligheid door behalve steviger dijken, ook te kijken naar de ruimtelijke inrichting achter de dijk en naar crisisplannen voor als het misgaat; 

  • Minder afdekken, minder vergraven, niet verontreinigen; 

  • Integrale aanpak in de leefomgeving door doelen voor klimaatadaptatie, waterkwaliteit en bodemte koppelen aan die van verstedelijking, woningbouw, landbouw en energievoorziening; 

  • Pas toe of leg uit, waarvoor geldt dat afwijken van de regels altijd een stevige onderbouwing vereist. 

De periode november tot januari wordt gebruikt om regionale doelen en structurele keuzes verder uit te werken. De bewindslieden hopen dat er dan ook een Landbouwakkoord volgt. Volgens de bewindslieden is er voldoende geld beschikbaar voor deze transitie.