Dit is de ingekorte versie van het artikel in ROm november. ROm is het maandelijkse vakmagazine over ruimtelijke ontwikkeling en de leefomgeving, en gratis voor ambtenaren en politici in dat domein. Voor een papieren abonnement klik hier.
Het buitengebied van Asten, in Zuidoost-Brabant tegen de Limburgse provinciegrens aan, is in trek bij ontwikkelaars die graag zonneparken realiseren en windturbines willen neerzetten. Ze struinen de agrariërs af, hebben vooral een neusje voor mogelijk stoppende boeren, en proberen voor henzelf én voor de boeren lucratieve gronddeals af te sluiten.
Dat merken ze op het gemeentehuis van Asten ook, waar de vergunningaanvragen binnenkomen. ‘We houden de boot af’, maakt Jori Meulendijks meteen duidelijk. Ze is bij de gemeente beleidsmedewerker voor het buitengebied en legt uit waarom ze voorlopig geen vergunningen afgeven. ‘We hebben een buitengebied met veel intensieve veehouderij. Aangezien we ook Nationaal Park De Grote Peel deels op ons grondgebied hebben liggen, zitten we midden in de discussie over de stikstofaanpak. In het zoekgebied van de RES tegen het natuurgebied aan liggen voornamelijk melkveebedrijven.´
´Het beleid daarvoor moet zich nog uitkristalliseren, maar duidelijk is dat we het gebiedsgericht gaan aanpakken. We hechten eraan om eerst met de boeren in het gebied om de tafel te gaan voordat we ingrijpende ruimtelijke besluiten nemen.’
Speelruimte
Wat er in Asten gebeurt, is illustratief voor het buitengebied van veel gemeenten. Ontwikkelaars van zonne- en windparken buitelen over elkaar heen om contracten af te sluiten voor energieproductie. Ze maken daarbij gebruik van de royale SDE++ subsidies voor duurzame energieproductie. Helemaal nu de energieprijzen de pan uit rijzen zijn daar hoge rendementen op te halen.
De contracten leggen de boeren ook geen windeieren. Als ze de grond verkopen, bieden de ontwikkelaars zomaar het dubbele van de prijs die staat voor agrarisch gebruik. Bij verhuur levert het een aantrekkelijke en gegarandeerde aanvulling op het boereninkomen. Geen wonder dat de deals snel gesloten zijn. De prijsopdrijvende werking die hiervan uitgaat voor de grond is onwenselijk voor de overheid. Temeer daar er voor de uitwerking van de strategie voor het landelijk gebied speelruimte nodig is, geeft Meulendijks aan.
‘We merken dat nogal wat boeren erover denken om te stoppen, deels omdat het moeilijk is opvolgers te krijgen, deels vanwege de beperkingen die de stikstofnormen en het nieuwe beleid opleggen. De ruimte die dat oplevert, is nodig om andere agrariërs perspectief te bieden met extensivering van hun productie, het tegengaan van verdroging en voor natuurherstel. Dan is het onhandig als er andere belangen en ruimteclaims tussendoor spelen.’
Ontwikkelaars zonneparken doorkruisen beleid landelijk gebied
Collega Maaike van Jole, beleidsmedewerker duurzaamheid en bij de gemeente met de energietransitie bezig, geeft aan dat het nadrukkelijk niet de bedoeling is om zonneparken en windmolens tegen te houden. In het kader van de RES zouden die best welkom kunnen zijn, maar wel in de juiste volgorde: eerst kijken waar de nodige ruimte vrijkomt, vervolgens afwegen hoe die het beste is te gebruiken en hoe energieproductie daar in past.
Daarom heeft de gemeente aangeklopt bij het Nationaal Programma RES (NPRES) om na te gaan welke technische en bedrijfseconomische mogelijkheden er zijn om de opwekking van zonne-energie te combineren met agrarische activiteiten.
Van Jole: ‘We willen niets uitsluiten. Voor sommige opties liggen we wat ongunstiger, zoals voor grootschalige windenergie. Zuidoost-Brabant is een windluw gebied. Om rendabel te zijn moeten molens dus hoog zijn. Een hoge molen betekent ook een grotere veiligheidszone. In combinatie met veel verspreide bewoning is het lastig plekken te vinden waar je dan molens kunt plaatsen. Een zoekgebied ligt bij voorkeur daar waar opwekking van zon- en windenergie mogelijk is. Veel oppervlakte in ons RES-gebied valt daardoor al om technische redenen af. Asten ligt ver van verdeelstations van Enexis, dus is aansluiten duur.’
Decentrale opwekking
Gezien de aard van het gebied met kleinere kernen en gespreide bebouwing ligt het voor de hand dat deze regio en dus ook Asten inzet op decentrale opwekking van zowel elektriciteit als warmte. Wat betreft elektriciteit is dat momenteel de enige optie, vertelt Van Jole, ‘omdat er een stop zit op de aansluitingscapaciteit van het stroomnet. Bij de versterking van het net staan we logischerwijs achteraan in de rij. De lobby daarvoor laten we over aan andere gemeenten in onze regio. De urgentie is bij ons iets minder hoog en we kunnen als kleine gemeente niet alles. Bovendien maken we zo gebruik van elkaars sterkte.’
Voorlopig focust de gemeente Asten op de warmtetransitie, laat Van Jole weten, met een besparingsprogramma om de vraag naar beneden te krijgen. Die is des te urgenter door de oorlog in Oekraïne en de stijgende gasprijzen. ‘We hebben geen wijkgerichte aanpak om van het gas af te gaan, maar natuurlijk wel een reductiedoelstelling. Het zwaartepunt van de gemeentelijke inspanning voor de warmtetransitie ligt nu vooral bij besparing voor alle huishoudens en ondersteuning van de glastuinbouw.’
De glastuinbouw heeft veel warmte nodig en het is dus een grote opgave om die te verduurzamen, aldus de beleidsmedewerker. ‘Er ligt al een warmtenet voor een aantal kassen dat nu gevoed wordt met houtsnippers. Deze warmtebron zien we als een overgangssituatie. In de toekomst moet dat een duurzamere bron worden. Mogelijk geothermie of waterstof. Biogas is ook een mogelijkheid, die we meenemen in de plannen voor de herstructurering van de landbouw en veeteelt. Woningen zullen grotendeels all electric gaan voor de verwarming; individueel of in kleine collectieven. En liefst met eigen opwekking met panelen op het dak.’
Meulendijks en Van Jole benadrukken dat wat betreft de stroomopwekking de voorkeur uitgaat naar zon op dak in plaats van zon op land. Maar de gemeente heeft nou eenmaal minder sturingsmogelijkheden om dat te bevorderen. Van Jole: ‘Als het stroomnet níet vol was, zouden we als gemeente veel meer tijd steken in het informeren, stimuleren en ondersteunen van bedrijven om hun dak vol te leggen. Want daar is ook in Asten nog veel te winnen.’
‘Omdat het net vol is, is dat ingewikkelder geworden en moet je daarbij ook stroom opslaan of delen met de buren. Projecten op dat gebied worden elders in de regio uitgevoerd. Wij maken later graag gebruik van de kennis die daar wordt opgedaan. Wij denken dat onze innovatiekracht zit in het landelijk gebied. We willen juist daar het verschil maken en anderen met onze ervaringen en kennis helpen.’
‘Liever meer tijd steken in projecten die echt breed bijdragen aan de verduurzaming´
‘We vinden het dus niet erg dat we niet snel vergunningen kunnen verlenen’, vult Meulendijks aan. ‘Realisatie is überhaupt complex en tijdrovend. We kunnen de tijd nemen om aan de voorkant goed na te denken over hoe we de beste projectvoorstellen krijgen. Liever meer tijd steken in projecten die echt breed bijdragen aan de verduurzaming in onze gemeente, dan projecten die snel meer stroom kunnen opwekken. Het opwekken van duurzame stroom in het buitengebied is voor ons een middel en geen doel.’
Ambassadeurs
In het nationaal programma voor de energietransitie ligt inmiddels sterk de nadruk op het combineren van opgaven. Alleen al omwille van de beperkte ruimte. Als we alle ruimte optellen die nodig is voor de energieambities in de RES’en heb je een grondgebied nodig dat twee keer Nederland is, weet Gerrie Fenten, expert bij het Nationaal Programma RES.
‘Daarom helpen we gemeenten als Asten met onderzoek naar de mogelijkheden om bijvoorbeeld melkveehouderij te combineren met zonne-opwek. En dan niet in een klassieke opstelling met bijna horizontale panelen geplaatst in het land. Dat neemt veel te veel vruchtbare grond in beslag. Zou het dan verticaal kunnen? Hoe ziet dat businessmodel er dan uit? Die vragen willen we graag beantwoord hebben, niet alleen voor Asten, voor heel veel gemeenten in het landelijk gebied die met dezelfde problematiek zitten.’