‘Omdat fabriekswoningen worden geproduceerd op één locatie, wordt geen gebruikgemaakt van groot materiaal met veel uitstoot. Prefab houtbouw kent daarnaast nog een groot voordeel, namelijk het lage gewicht. Hout is vijf keer lichter dan beton.’
Dat stellen prefab bouwers Daiwa House Modular Europe, Finch Buildings, Plegt-Vos en Startblock in een gezamenlijk persbericht. De nietigverklaring van de bouwvrijstelling door de Raad van State heeft daarmee ‘veel minder gevolgen’ voor prefab bouwers dan voor traditionele, stellen de bouwers. Bij de bouw van een traditionele woning zouden vijfhonderd transportbewegingen nodig zijn, tegenover ‘één of enkele’ bij prefab.
‘Natuurlijk zijn we niet stikstofvrij’, licht Hidde Proost van Startblock toe. ‘Maar stikstofarm zijn we wel. Bij de bouw van onze prefab woningen komt stikstof vrij bij het heien en bij het transport van materialen naar de fabriek en van de fabriek naar de bouwplaats. Bij beide is dat relatief weinig, want we hebben weinig palen nodig en bundelen ons transport zo veel mogelijk.’
Reductie bij prefab 70 à 80 procent
Startblock is terughoudend met cijfermatige vergelijkingen omdat de stikstofemissie afhankelijk is van de locatie. Het bedrijf laat wel ontvallen dat de uitstoot bij de bouw van zijn kant-en-klare woning ‘een factor negen’ lager is dan bij traditionele bouw.
Een stikstofrekenaar schat de stikstofwinst bij prefab iets lager in. Robert Kamphuis, directeur van De Omgevingsadviseurs: ‘De reductie van stikstofemissie op de bouwplaats is ongeveer 70 à 80 procent, als je traditionele bouwproces vergelijk met prefab bouwen. Die vermindering zit inderdaad in het lagere aantal transportbewegingen dat nodig is, zowel van materialen als personeel. Wat je verder in de fabriek doet, maakt voor de uitspraak van de Raad van State weinig uit. Zolang de vergunningen daar maar op orde zijn.’
Twee soorten prefab
Dergelijke reducties gelden niet voor alle prefab bouw. Er zijn twee ‘stromingen’. Je kan een woning volledig in de fabriek assembleren en dan kant en klaar naar de woningbouwlocatie rijden, of je kan delen in de fabriek in elkaar zetten en op de bouwplaats in elkaar puzzelen.
Bij dat laatste is het de vraag of de stikstofuitstoot lager is dan bij reguliere bouw, zegt Frank Grootenboer van prefab bouwer Huisrijk. ‘Als je een prefab gevel van beton aan een complex bevestigt, heb je een grote kraan nodig en stoot je dus veel stikstof uit. Veel meer dan bij het ouderwets metselen van een muur’, zegt Grooteboer. ‘Het gaat dus om de nuance.’
Die nuance spreekt wel in het voordeel van prefab bouw in relatie tot Natura 2000-gebieden. Maarten Hoorn, projectleider bij kennisorganisatie Platform31: ‘Het deels voorfabriceren leent zich goed voor binnenstedelijke projecten met zeer hoge dichtheden. Aan de vooraf in elkaar gezette woningen heb je daar weinig. Maar deze woningen lenen zich juist wel goed voor de gebieden waar stikstofuitstoot überhaupt een probleem is: de stadsranden.’
Geen ei van Columbus
Adviseur Kamphuis verwacht echter niet dat veel ontwikkelaars zullen omschakelen naar prefab bouw om hun projecten door te laten gaan. Die keuze zit helemaal achter in de beslisboom, zegt hij. Bouwers moeten nu eerst hun uitstoot in kaart brengen. Als die te hoog blijkt, is intern salderen de hoogste prioriteit, bijvoorbeeld door zoveel mogelijk inzet van emissieloos materieel of minder bouwen. Als dat geen optie is of niet toereikend, volgt extern salderen, bijvoorbeeld door het uitkopen van een agrariër die gaat stoppen. In het midden van het land zijn hier nog veel mogelijkheden voor, in de Randstad minder, zegt Kamphuis.
‘We moeten paniekvoetbal voorkomen. Pas als dit allemaal niet kan, ga je als bouwer nadenken over het volledig omgooien van je bouwproces’, zegt hij. Bovendien is zelfs dan geen garantie dat de bouw door kan gaan. Stikstofemissie en stikstofdepositie zijn niet hetzelfde. Ook met 80 procent emissiereductie kan er nog te veel stikstof in een Natura 2000-gebied landen, aldus Kamphuis. Het ei van Columbus is prefab bouwen daarmee dus niet.