Een tijdje geleden maakte ik met een vriend een wandeling van Amsterdam-Noord naar Zunderdorp, dat wonderlijke dorpje onder de rook van Amsterdam. Al snel nadat we onder de A10 doorliepen, hield het trottoir op en liepen we in de zompige berm. Later, na Zunderdorp, liepen we over het fietspad naar het volgende dorp, telkens uitkijkend voor fietsers die ons vanuit beide richtingen passeerden.

Het jaar daarvoor had ik gewerkt aan de Amsterdamse Omgevingsvisie. In alle discussies viel er over de status van Landelijk Noord niet te praten; dat groene gebied was van enorm belang voor foeragerende dieren en recreërende mensen. Voor de dieren niets dan goeds, maar wat een fopspeen voor de mensen: in dit beleidsmatige heiligdom blijken normale voetpaden voor al die veronderstelde recreanten de moeite van het aanleggen niet waard.

Vanuit mijn woonplaats Alkmaar loop ik regelmatig naar het Heilooër Bos. Halverwege komen voetgangers en fietsers op hetzelfde smalle fietspad terecht. Naast elkaar lopen of fietsen is er nauwelijks bij: men passeert elkaar er allemaal maar net. Wegenplannen kent de regio genoeg, knelpuntanalyses eveneens, maar deze staat er niet op. Bij congestie van auto’s zijn de asfaltmachines nooit ver weg, maar congestie van voetgangers en fietsers moet maar door henzelf worden opgelost.

Ik fietste eens met mijn vrouw van Stompetoren naar Oterleek. Op het fietspad liep een vrouw met haar hond, want een voetpad is er niet. De hond was goed aangelijnd, bang als de vrouw was dat Bello werd aangereden door fietsers of erlangs razende auto’s. Aantrekkelijk uitlaten is het natuurlijk niet, en dat nog wel in landelijk gebied.

In een provincie als Drenthe zijn er fijnmaziger wandel- en fietsmogelijkheden, maar in het westen des lands is het er niet best mee gesteld, terwijl juist meer mensen er belang bij hebben. Daarom kiezen veel hondenbezitters ervoor om met hun maatje naar het bos te rijden. En niet alleen zij. Omdat het vaak niet mogelijk is om vanuit stad of dorp via aantrekkelijke wandelpaden in natuur te geraken, staan er meer geparkeerde auto’s langs de bosranden dan nodig. Dat is jammer, want dat is ongemakkelijker, ongezonder en duurder voor de recreant, en overlastgevender en klimaatonvriendelijker voor onze omgeving.

Niet alleen mijn collega, ook buitenlanders vinden deze column misschien gezeur. In veel trottoirloze Amerikaanse wijken kún je niet eens van A naar B lopen. Juist in Nederland is het met wandel- en vooral fietspaden prima gesteld. Dat was in de seventies wel anders. Ik herinner me nog mijn vader die vloekend thuiskwam van zijn werk, als hij weer eens bijna door een automobilist was doodgereden. Er was toen nog geen apart fietspad tussen zijn werk en ons huis. De vele fietsprotesten vanaf de jaren zeventig en de oprichting van de Fietsersbond (met mijn vader als een van de eerste leden) hebben Nederland tot een veel beter fietsland gemaakt.

Ambities stellen helpt. Om zelfgenoegzaamheid voor te blijven, want ook voor de fiets is er nog veel te verbeteren. Maar voor de voeten helemaal. Op talrijke plekken in mijn eigen stad kunnen voetgangers niet eens naast elkaar lopen, omdat een extra autoparkeerstrook er prioriteit kreeg. Van stad naar ommeland zijn er helemaal veel onbenutte kansen. Zelfs in de programma’s van groene lokale partijen zijn concrete ambities voor een continuüm van voetpaden in stad en omliggend gebied vaak beperkt. Zonde, want wat heb je aan een groene zoom of groene scheggen om je stad als je er niet prettig naartoe kunt lopen?

Er bestaat een Voetgangers Vereniging Nederland, maar – met alle respect uiteraard – deze kan niet toonaangevend en invloedrijk worden genoemd. Logisch: zo’n vereniging is als een vis met een pleidooi voor water. We lopen allemaal, het is zo vanzelfsprekend dat we ons er pas van bewust zijn als we wat gaan mankeren.

Die vanzelfsprekendheid van lopen ligt nog altijd besloten in oude wetten. In Engeland hebben voetgangers met de ‘Public Rights of Way’ recht van overpad op privéland. En als ik me niet vergis, zijn Nederlandse ponten gratis voor voetgangers omdat burgers het grondwettelijk recht hebben om zich kosteloos te voet van A naar B te begeven. De opkomst van gemotoriseerd vervoer heeft die aloude basis naar de achtergrond gedrongen.

Voetgangers verdienen de herwaardering die de fiets al ten deel is gevallen. Lopen is te belangrijk om te combineren met fietspaden, het verdient een prominentere eigen plek in de ruimtelijke ordening. Wie beweert dat daar te weinig behoefte aan is, denkt in eenrichtingsverkeer. Behoefte legitimeert beleid, maar beleid schept ook behoefte. Zo’n over-en-weer-proces kan bijzonder krachtig zijn, zoals de decennialange groei van de automobiliteit laat zien.

Lopen kost niets en draagt bij aan een gezond lichaam, een gezonde geest, een gezond klimaat en je komt nog eens iemand tegen ook. Met een beetje tempo en slow living is de actieradius wezenlijker dan je denkt, zeker in een 15-minutenstad. Lopen is geen klein bier, het kan hele steden en mensen ten goede veranderen.

Jane Jacobs had het weleens over ‘foot people’ en ‘car people’. Die laatsten zijn lang op hun wenken bediend. Ik zou zeggen: nu zijn de eersten weer aan de beurt.