‘De gemiddelde woonoppervlakte per persoon ligt lager dan het eerder gepubliceerde cijfer’, schrijft het CBS in een rectificatie bij het oorspronkelijke nieuwsbericht over de woonoppervlaktes uit 2018. Na de herberekening is de gemiddelde woonoppervlak per persoon 12 vierkante meter minder dan aanvankelijk gedacht.

Het verschil komt doordat bij de oude berekening niet werd gewogen op huishoudsomvang. Een huishouden met bijvoorbeeld vier personen werd slechts één keer meegenomen bij het berekenen van het gemiddelde. Dat leverde een vertekend beeld op. In de nieuwe berekening wordt dit huishouden wel vier keer meegenomen. ‘Het zijn net mensen, die CBS-ers’, zegt CBS-onderzoeker Ruben van Gaalen over de fout op Twitter.

Ook na de herberekening woont de gemiddelde Nederlander nog steeds groter dan Europese buren, al wordt het gat wel kleiner. Duitsers hebben bijvoorbeeld 47 vierkante meter per persoon, Britten 44 en Vlamingen 47 in eengezinswoningen en 43 in appartementen. Amsterdammers wonen wel beduidend kleiner dan deze gemiddelden. De gemiddelde hoofdstedeling heeft 40 in plaats van 49 vierkante meter tot zijn beschikking. De herberekening verandert volgens het CSB dan ook niks aan het beeld dat Randstedelingen kleiner wonen dan de rest van Nederland.

Het oude getal van 65 vierkante meter per persoon is veelvuldig aangehaald in verschillende media als argument voor de bouw van kleinere woningen of woningsplitsing. Nederlanders wonen ‘een stuk ruimer’ dan onze internationale buren, schreef bijvoorbeeld De Correspondent. Sander Schimmelpenninck schreef in een column in de Volkskrant: ‘We wonen bovendien gróót in dit dichtbevolkte, en deels onder zeeniveau liggende land: gemiddeld hebben we hier 65 vierkante meter huis per persoon, veel meer dan bijvoorbeeld de Duitsers en de Britten.’