Jop Fackeldey was gevraagd tekst en uitleg te geven over de Woonvisie van Friso de Zeeuw, die eerder vorige week werd gepresenteerd en waar Fackeldey en 5 andere bestuurders van G32-gemeenten hun medewerking aan hadden verleend, alsmede 9 bestuurders van grote investeerders.
Dat in de wereld van Fackeldey – sinds jaar en dag wethouder in Lelystad – een hoop mitsen en maren aan het ‘bouwen in de bossen’ of in andere buitengebieden zijn gekoppeld, werd niet meegenomen in de reacties. Zo moeten lokale stakeholders (burgers, natuurbeschermers, et cetera) sámen beslissen dat bouwen in het bos of in de wei een goed idee is, naar analogie van de Omgevingswet die onlangs door de Eerste Kamer is aangenomen. Die wet voorziet in lokale afwegingsruimte die Fackeldey afzette tegen de ‘kassabon-planologie’. Dit is een wat cryptische formulering van Friso de Zeeuw waarmee hij een ruimtelijke ordening bedoelt die is vastgelegd in van bovenaf opgelegde regeltjes en bepalingen en vooral verboden, waardoor lokaal geen speelruimte is.
U verklaart het buitengebied vogelvrij.
‘Onze boodschap is dat je niet van bovenaf met rode contouren moet vastleggen waar wel en waar niet mag worden gebouwd. Doe dat niet.’
Om kwetsbare gebieden te beschermen, pleiten jullie voor het van stal halen van de groene contouren uit de nooit vastgestelde Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening van Jan Pronk. Ook de rode contouren komen uit deze Nota, die de prullenbak inging. De rode contouren waar jullie het over hebben, bestaan dus helemaal niet.
‘Dat klopt. Maar provincies hanteren ze nog wel. Je moet begrijpen dat onze visie ook een beetje een tegenreactie is van de moderne opvatting dat je alleen mag inbreiden en dat je alles via transformatie moet realiseren. Daar is op zich niets mis mee, maar de vraag is of we vanuit die beperking in de grote woonbehoefte – tot 2040 circa een miljoen huishoudens – kunnen voorzien.
Kassabonplanologie is een uitwas van de Ladder voor duurzame verstedelijking. Sommige provincies interpreteren die zo dat voor de komende tien jaar in een regio per gemeente precies het maximum aantal te bouwen woningen wordt aangegeven. Een extern adviesbureau maakt die kassabon, en past daarbij nog eens een korting toe van 10 procent op de geraamde behoefte.’
‘Je moet niet van tevoren opleggen waar je niet mag bouwen, natuurgebieden als de Oostvaardersplassen uitgezonderd’
De voorstanders van duurzaam ruimtegebruik bepleiten dat in bestaand stedelijk gebied meer dan voldoende ruimte is om in die toekomstige woonopgave te voorzien.
‘Ja, ik ben een groot voorstander van duurzaam ruimtegebruik en het stimuleren van transformatie. Maar je moet de ogen ook niet sluiten voor de kwalitatieve vraag. Sommige mensen willen een huis met een tuin. Dan kom je in de stad niet altijd uit de voeten. Het is een illusie om te denken dat iedereen maar in de stad wil wonen. En de statistieken onderschrijven dat. Over 2015 registreerde het CBS voor het eest sinds jaren weer een netto vertrek uit Amsterdam, Den Haag en Utrecht ten opzichte van andere gemeenten. Uitgangspunt van mij is nog altijd dat de vraag het aanbod bepaalt.’
De algemene mores van deze tijd dicteren het omgekeerde? Met ander woorden: wij bepalen hoe u moet wonen?
‘Als je naar de resultaten van het Jaar van de Ruimte kijkt (Manifest 2014, JJ), dan komt wonen daar niet in voor. Dat bevreemdde ons. Wonen wordt té veel gezien als puur functionele opgave, die in bestaand stedelijk gebied kan worden opgelost. Maar wonen is ook een ruimtelijke opgave. In gebieden met een hoge marktdruk kun je de vraag nog redelijk dicteren. Waar je wilt wonen en hoe je wilt wonen staan in een grote populaire stad in een andere verhouding tot elkaar. Mensen nemen genoegen met minder meters. Maar ook in het leven van mensen die ooit in volle overtuiging voor de stad hebben gekozen, komt soms een omslagpunt. Dat wordt de vraag “hoe” je wilt wonen belangrijker. Eenzelfde soort omslagpunt kan ook zitten in het woonproduct zelf. Wat accepteren woonconsumenten nog voor welke prijs?’
Zef Hemel zei ooit ‘We moeten weer in de stad leren wonen’…
‘Voor een deel is dat misschien zo, maar ik kan niet zoveel met die mededeling. Misschien heeft hij gelijk in filosofische zin, maar hij gaat eraan voorbij dat mensen dat misschien helemaal niet willen als dat betekent dat ze in een appartementje moeten wonen. In mijn filosofie hebben mensen een vrije keuze.’
Stap u niet al te gemakkelijk over het feit heen dat we een traditie hebben van een restrictief ruimtelijk beleid, dat misschien wel het mooiste land van de wereld heeft opgeleverd?
‘Als je kijkt naar de plek waar ik al 30 jaar woon, dan zie je dat de principes van die traditie tot in de haarvaten van de stad zijn doorgevoerd. De wijken in Lelystad komen rechtstreeks van de tekentafel van het RIJP (Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, JJ). Er waren prachtige beschrijvingen waarin stond hoe de mensen in die wijken moesten wonen, tot en met het gebruik van de barbecue aan toe. Maar in de prakrijk zie je dat mensen zich niet in een mal laten gieten. Er kwamen al snel schuttingen, tuintjes werden een rommelplaats. Men liep niet in de lijn met het ideaal van het RIJP. Enerzijds moeten we in Nederland dingen goed regelen, maar anderzijds zijn de Nederlanders een volk dat zijn vrijheid hoog in het vaandel heeft. Beleidsmakers zouden zich de vraag moeten stellen: “hoe verleid ik mensen tot de juiste keuzes?”.’
Bent u niet bang dat die vrije keuze leidt tot een soort Belgisch landschap met in het wilde weg boerderettes en plukjes huizen?
‘Dat vind ik een boeiende discussie. We hebben in Nederland een stevige discussie gehad over de kust, naar aanleiding van een uitspraak van minister Schultz. Iedereen vindt die Vlaamse kust vreselijk en ik ook. Maar je hoort er de Vlamingen en toeristen niet over zeuren.’
Maar wij zijn Nederland, niet België…
‘Eens. De vrijheid van de een houdt op waar de vrijheid van de ander begint. Daar moeten we een balans in vinden. En dat is precies wat wij voorstaan met de Woonvisie en wat ook het uitgangspunt is van de Omgevingswet. Je moet niet van tevoren opleggen waar je niet mag bouwen, natuurgebieden als de Oostvaardersplassen uitgezonderd. Voor het overige moet je zorgen dat er lokale afwegingsruimte komt om in overleg met lokale stakeholders af te wegen wat wel en niet kan. Ik zeg dus niet dát je moet bouwen in de bossen, maar dat je lokaal die afweging moet kunnen maken.’
Hoe zuiver is die afweging als één stakeholder een grote zak geld meeneemt? De gemeente Assen is gezwicht voor de verleiding van een investeerder die een outletcenter wil bouwen, de smeekbede van de binnenstadvereniging ten spijt.
‘In Assen is een hoorzitting geweest met alle stakeholders waar alle belangen intensief tegen elkaar zijn afgewogen. Er komt dan een keuze uit die ik misschien niet zou hebben gemaakt, maar de raad heeft gesproken en het proces is zorgvuldig geweest. Het is écht niet zo dat geld alleen de doorslag heeft gegeven. Mogelijke negatieve effecten zijn zorgvuldig afgewogen tegen de baten: onder andere bezoekers en werkgelegenheid. Tegelijkertijd worden versterkende maatregelen genomen voor de binnenstad.
Ik herken de discussie die in Lelystad is gevoerd rondom Batavia Stad, onze eigen Factory Outlet, waarbij destijds goede afspraken zijn gemaakt over het type winkels dat in Batavia Stad zou komen en welke niet. De volgende keer kunnen dat afspraken zijn over het overhevelen van een deel van de inkomsten naar de binnenstad. Je moet op zoek naar een uitkomst die voor iedereen acceptabel is.’
En in de bossen van Lelystad, mag daar nu gebouwd worden?
‘Wij willen niet uitsluiten dat er wordt gebouwd. Maar voor je aan bouwen denkt, moet je met lokale stakeholders condities formuleren waaronder het kan. En dat model hanteren we wat mij betreft voor heel Nederland. Een moratorium op bouwen: nee. Vogelvrij? Zeker niet. Wel lokale afwegingsruimte en een discussie in alle openheid op basis van goede argumenten.’