Het ministerie van EZK presenteert het programma ruimte voor economie op BT Event op donderdag 10 november in Zwolle. Meer informatie over het programma en aanmelden vind je hier.
Verder wil minister Adriaansens dat het Rijk een faciliterende rol vervult bij het beter benutten van bestaande bedrijventerreinen, door samenwerking van bedrijven op deze locaties een impuls te geven. Zo komt er een onderzoek naar de voorzetting van de BIZ (Bedrijven Investeringszone), een instrument om ondernemers te steunen bij het gezamenlijk investeren in bedrijventerreinen.
De minister schrijft in haar brief dat ze graag een faciliterende rol wil vervullen, en onderzoeken wat er nodig is om de gezamenlijke regie rond duurzame investeringen en zorgvuldig ruimtegebruik verder te versterken. Ze wijst daarbij op initiatieven die al lopen in verschillende gemeenten en provincies.
Woon-werkafspraken
De minister maakt in haar brief gewag van druk die woningbouw met name in stedelijk gebied zet op werklocaties. Ze schrijft dat het kabinet voor de zeventien grootschalige woningbouwgebieden van woonminister Hugo de Jonge inzet op ‘bestuurlijke woon-werkafspaken’ indien het verplaatsen van bedrijven aan de orde is.
De minister presenteert cijfers in haar brief, en die liegen er niet om. Zo schrijft ze dat 2,5 procent van de ruimte in Nederland in gebruik is voor economische activiteiten (exclusief landbouw). 7 procent is voor wonen, 15 voor natuur en 66 voor landbouw.
‘Ik richt me op het behoud van in ieder geval het huidig areaal aan ruimte dat bestemd is voor economische activiteiten op bedrijventerreinen. Hiernaast onderzoek ik waar (tijdelijk) meer ruimte nodig is om de transities te versnellen’, schrijft Adriaansens.
Daarbij doelt ze onder meer op de circulaire transitie. De Stichting Kennisalliantie Bedrijventerreinen Nederland (SBKN) raamde onlangs dat voor de werkwerking van restmaterialen en reparatiedoeleinden tot en met 2030 870 hectare nieuwe bedrijfsruimte nodig is.
Grootschalige bedrijfsvestigingen en campussen
De minister focust in haar brief verder op de verduurzaming van de industrie, de ontwikkeling van campussen van nationaal belang, het borgen van een goed vestigingsklimaat voor het MKB en een ‘passende ontwikkeling van grootschalige bedrijfsvestigingen’.
Die laatste doelstelling wordt nu al op bestuurlijk niveau uitgewerkt in een handreiking voor regionale meerwaarde van nieuw te vestigen bedrijven via het traject ‘Grip op grote bedrijfsvestigingen’, een samenwerking tussen de minister van EZK en minister De Jonge voor VRO. Adriaansens komt in het vierde kwartaal een brief over de voortgang van dit traject.
Die grootschalige bedrijfsvestigingen zijn volgens Adriaansens niet alleen van belang voor een vitale (regionale) economie, maar deze ontwikkellocaties kunnen ook benut worden om ‘strategisch autonomer’ te worden. Dat sluit aan bij de recente industriebrief van Adriaansens, waarin ze een voorzet doet op een ‘strategisch en groen industriebeleid’.
Verder geeft de minister veel aandacht aan campusontwikkeling. Nederland telt volgens haar 35 campussen, verspreid over het hele land. Op deze terreinen ligt de nadruk op research en development en er zijn universiteiten, onderzoeksinstituten of grote innovatiecentra van bedrijven gevestigd.
‘Een toenemend probleem is dat er weinig of geen ruimte beschikbaar is op of nabij campussen voor onder andere doorgroei van startups en scale-ups. Een aantal campussen aan de rand van de stad loopt tegen zijn grenzen aan en moet op zoek naar extra ruimte om het innovatie-ecosysteem verder te versterken.’
Ook een goede infrastructurele (OV)-ontsluiting en voldoende huisvestingsmogelijkheden voor werknemers voor de ontwikkeling van campussen vormen volgens de minister een knelpunt. ‘De diverse ruimtelijke knelpunten vragen om slimme combinaties en keuzes om stagnatie van de economische ontwikkeling van nationale sleutelspelers te voorkomen’, aldus de minister in haar brief.
Meer dan ruimte alleen
De minister staart niet blind op ruimt alleen. ‘Een goede balans tussen vraag en aanbod gaat verder dan alleen het borgen van genoeg vierkante meters. Het gaat ook over de beschikbaarheid van voldoende (hernieuwbare) energie, een goede ontsluiting, beschikbaarheid van personeel, stikstofruimte en de circulaire economie. Dit samenspel vraagt om zorgvuldige afwegingen in regio’s.’
In juli 2023 komt minister Adriaansens met een uitwerking van het Programma Werklocaties. Het Programma Werklocaties maakt onderdeel uit van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI).
'We zijn al jaren bezig om het enorme potentieel van energetische verduurzaming op bedrijventerreinen onder de aandacht te brengen, met de Paris Proof-ranking en ook op onze jaarlijkse BT- congressen. Wat fijn dat de minister die handschoen oppakt', reageert Theo Föllings, voorzitter van de SKBN. Hij noemt de brief van de minister ‘compleet’. 'We denken graag mee aan verder invulling en implementatie.'
'Ik ben het ook eens met de minister dat zij aandacht besteed aan het borgen van de werkfunctie in de stad. De SKBN kaart al jaren aan dat het problematisch is als stedelijke bedrijventerreinen zomaar omgekat worden naar wonen, zonder dat er wordt nagedacht over de werkfunctie in de stad en de dynamiek die daarvan uit voor het stedelijk milieu. Bestuurlijk woon-werkafspraken die de minister noemt kunnen daar een oplossing voor bieden.'
De SKBN vroeg afgelopen jaren aandacht voor de ruimtelijke inpassing van grootschalige logistiek en de ruimtevraag als gevolg van de transitie naar een circulaire economie. 'De minister erkent in haar brief dat het gaat om een vitale functie, die niet zomaar ingeperkt, maar wel ingepast moet worden. Dat geldt ook voor de circulaire economie. Landelijke regie is daarbij geen overbodige luxe.' Föllings vindt de aandacht voor de campussen ook heel relevant en de aandacht van de minister onderstreept het belang van campussen en het belang van bedrijventerreinen (waar de minister campussen onder schaart) voor innovatie.
In het Manifest Werklocaties stipte de SBKN al aan dat circa 60 procent van de jaarlijkse R&D-investeringen op bedrijventerreinen neerslaat. Van de grootste R&D-bedrijven in Nederland is 80 procent gesitueerd op een bedrijventerrein. Föllings wijst verder op de aandacht die de minister heeft voor noodzakelijke herstructurering van bedrijventerreinen en het beter benutten van bestaande ruimte.
Als er al iets is dat Föllings nog mist, dan is dat de internationale component. 'Zo gaf een studiereis naar België het inzicht dat ook op internationaal niveau afstemming nuttig kan zijn. Daar ontwikkelde een Belgische provinciale ontwikkelingsmaatschappij een logistiek terrein van 300 hectare. Even over de grens in Nederland gebeurde hetzelfde. Maar dat wisten ze niet van elkaar.'
Al met al is Föllings zeer te spreken over de brief, waarmee bedrijventerreinen na twaalf jaar afwezigheid weer terug zijn op de nationale agenda. 'Ik zei onlangs op het Binnenlands Bestuur-congres over de verduurzaming van bedrijventerreinen dat bedrijventerreinen het weeskindje zijn van de politiek. Nu hoor ik van de minister dat ze bedrijventerreinen weer omarmt waardoor ze op rijksniveau weeskindje-af lijken te zijn. Echter uiteindelijk zal veel afhangen van de uiteindelijke operationalisering en de daarbij horende ruimtelijke en financiële instrumenten om haar bedrijventerreinenbeleid te implementeren. Wij zijn graag bereid om met het ministerie verder na te denken over de verdere concretisering van dat beleid', besluit Föllings.