‘We zijn trots op deze prestatieafspraken. We verwachten wel van minister De Jonge dat hij de andere ministers in de ministerraad meekrijgt. Voor bijvoorbeeld stikstof of infrastructuur', zei de Gelderse gedeputeerde wonen en IPO-woordvoerder bij het tekenen van de prestatieafspraken.  

De provincies en het Rijk gaven met hun handtekening een klap op verdeling van de 900.000 nieuwbouwwoningen tot 2030. Zuid- en Noord-Holland moeten het meest bouwen. Ook Gelderland, Utrecht en Noord-Brabant moeten flink aan de bak. Maar investeringen in infrastructuur, onrendabele toppen op betaalbaar wonen, de stikstofcrisis en oplopende rente en bouwkosten zitten het waarmaken van de prestatieafspraken in de weg.  

‘Gewoon harder trappen’ 

De Jonge erkent dat woningbouw door allerhande factoren onder druk staat ‘Er is veel tegenwind. Toen we de 900.000 woningen in het coalitieakkoord zetten, was die er nog niet.’ Dat is volgens hem geen excuus om bij de pakken neer te zetten. Het Rijk stelt via verschillende potten 11 miljard euro beschikbaar voor het versnellen van woningbouw. ‘Aan het geld ligt het niet. We moeten gewoon harder trappen', aldus de minister bij de persconferentie over de afspraken.  

De provincies denken daar anders over. Op papier is er inderdaad geld, zeggen meerdere gedeputeerden, maar de verdeling van de miljarden uit de Woningbouwimpuls (WBI) en het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) is nog niet hard. In december wordt bekend welke regio's geld krijgen uit de vierde tranche van de WBI. Duidelijkheid over het MIRT volgt mogelijk in november. De Jonge wil dan met collega Mark Harbers van Infrastructuur afspraken maken over hoe MIRT-middelen kunnen worden ingezet voor het ontsluiten van de nieuwe woningen. 

‘Ik hoef mijn medeministers niet te overtuigen van het nut van deze plannen. Iedereen is het erover eens dat die 900.000 woningen er moeten komen’, zegt de minister. ‘Over een maand weten we meer over de MIRT-middelen. En de provincies gaan nu met de gemeenten de 37 regionale woonagenda’s opstellen. Er komt meer zekerheid over de financiële middelen als die deals zijn gesloten.’  

Kip-ei met de ministers 

Anne Koning, gedeputeerde wonen in Zuid-Holland, zegt dat haar provincie een stuk minder kan bouwen dan beloofd als het Rijk niet met infrageld over de boeg komt. ‘Zonder investeringen in bijvoorbeeld de Oude Lijn, de spoorverbinding tussen Leiden en Dordrecht, kunnen wij 56.000 minder huizen bouwen. Ook moet er meer duidelijkheid komen over stikstof. Anders kunnen wij onze belofte van 235.000 woningen gewoon niet waarmaken.’ 

De gedeputeerde ziet het tekenen van de prestatieafspraken niet als een garantie van De Jonge dat er volgende maand MIRT-geld beschikbaar is. ‘Hij ziet dit als een soort kip-ei-ding met de andere ministers. Voor woningbouwafspraken moet er zekerheid zijn over infrageld, voor infrageld moet er zekerheid zijn over woningbouw. Met deze prestatieafspraken zetten we een eerste stap. We zeggen dat we het geld willen en waarvoor we het nodig hebben. De ambities staan er, in ieder geval.’ 

‘Goede projecten blijven liggen’ 

In Gelderland en Utrecht spelen vergelijkbare zorgen. Anders dan de meeste andere provincies, nam Gelderland nog te maken nieuwe plannen op in haar woningaanbod. Die moeten in de Achterhoek komen. Volgens gedeputeerde Kerris zijn de ambities getoetst op haalbaarheid en kan de eerste steen voor 2030 worden gelegd. ‘Maar dan moet het Rijk de randvoorwaarden wel echt invullen.’ 

De Utrechtse woongedeputeerde Rob van Muilekom is stelliger: ‘900.000 woningen is heel veel. Het geld dat De Jonge beschikbaar stelt klinkt ook als heel veel, maar is niet meer dan een eerste stap. Het is veel te weinig. Wij hebben vorig jaar zes aanvragen gedaan voor de woningbouwimpuls, waarvan de helft is gehonoreerd. Dan kan je zeggen: goed resultaat, maar die andere drie dan? Ik snap dat het geld over het land wordt verdeeld, maar goede betaalbare projecten blijven nu liggen. Terwijl dat wel is waar het uiteindelijk om gaat.’