Monica Wichgers is geen onbekende in het Culemborgse. Ze werkt sinds 2018 als wethouder in de stad en was daarvoor raadslid, onder meer voor de VVD. Ze heeft het getroffen met haar portefeuilles, met daarin wonen, ruimtelijke ordening, mobiliteit, economie, beheer openbare ruimte en wijkgericht werken  

Wichgers partij, Culemborg van Nu, kwam de afgelopen gemeenteraadsverkiezingen als grootste uit de bus. Ze bestuurt samen met D66 en GroenLinks, die toevallig ook vrouwelijke wethouders hebben geleverd. Dat maakt niets uit, zegt ze. Het gaat om het vak. ‘Dat is heel complex, veelomvattend en leuk. Schaken op al die borden en al die verschillende niveaus: enorm boeiend.’ 

Hoe zien jullie jezelf: als stad of groot dorp?  

‘We zijn een compacte stad in het groen. Dat willen we ook graag blijven. We hebben veel voorzieningen en alles is dichtbij. Goede woonwijken, een mooie historische binnenstad, de zorg is goed geregeld. We liggen mooi gesitueerd aan de Hollandse waterlinie, met een charmant haventje en dus veel groen. Toch is het hier geen utopie. We hebben onze problemen, zoals ondermijning en criminaliteit. Daarbij kijkt de regio naar ons, onder meer als het gaat om de uitstroom maatschappelijke opvang. Als je uit de GGZ komt is het vaak fijner in een stadje te wonen. We moeten daarom breder kijken, ook als je het hebt over de energietransitie en woningbouw.’ 

‘Ons bestuurlijke centrum zit helemaal in Nijmegen, terwijl onze bewoners vooral kijken naar Utrecht. We missen in Rivierenland soms wel een grote gemeente die voor ons de kooltjes uit het vuur wil halen. De grootste gemeente in de buurt is West Betuwe, maar dat is een verzameling kleinere plaatsen. Die hebben een hele andere uitdaging dan wij. Ook Tiel is onvergelijkbaar met Culemborg.’ 

Wordt het dan geen tijd voor een gemeentelijke fusie? 

‘Nee. Ik snap de gedachte wel. Je kunt ook zonder te fuseren intensiever samenwerken. Het is zeker een punt dat gemeenten meer over hun eigen schaduw heen moeten stappen. Dat is soms makkelijker in een gefuseerd gremium. Maar een fusie levert zoveel problemen op bestuursniveau en andere niveaus: het is niet zo eenvoudig te realiseren. En de problemen waarvoor we staan, zijn er nú.’ 

Als Culemborg zo afwijkt van plattelandsgemeenten, past een grotestedenbeleid dan niet beter bij uw stad? 

‘Zo zien we dat zelf ook wel. We zeggen ook vaak: je zou Culemborg als proeftuin voor Nederland kunnen gebruiken. Omdat bij ons zoveel zaken op een kleinere schaal spelen, kun je dingen uitproberen. We omarmen ook progressief denken. We gaan grote issues niet uit de weg. Neem de stationsomgeving. Dat is een project dat eigenlijk groter is dan onze stad. We gaan het wel aan. Daar lopen we tegen voordelen en nadelen van onze schaalgrootte aan. Een nadeel is een ambtelijke organisatie die bij onze omvang past. We hebben van alles één, zoals één verkeerskundige, et cetera. Het voordeel is dat de lijntjes veel korter zijn. Ambtenaren sturen me een appje en dan stemmen we het gewoon af.’ 

De stad heeft een progressief bestuur. Past dat bij Culemborg? 

‘Dat denk ik wel. De VVD was lang progressief, maar is nu conservatief. Daarom ben ik enkele jaren geleden uit de partij gestapt. Dat tegenwicht in de gemeenteraad is overigens wel heel erg goed. Al zie je dat het toch minder bij Culemborg past. Je moet hier water bij de wijn doen. Als je 100 procent van de doelen wil bereiken, maar je staat er star in, dan krijg je uiteindelijk nul procent. Alleen ga je sneller, maar samen kom je verder. De flexibiliteit heeft meer te maken met de onze werkwijze dan met ons progressieve bestuur.’ 

U noemde net al iets over het stationsgebied. Daar is de woningopgave belangrijk. En het liefst met betaalbare woningen. Hoe doe je dat? 

‘Bij de stationsomgeving hebben we gelukkig subsidie uit de Woningbouwimpuls (WBI) gekregen van het Rijk om de onrendabele top wat te dempen. Daarbij hoort de randvoorwaarde dat 50 procent betaalbaar is. Dus daar gaan we aan voldoen. Maar er zal ook een plekje gevonden moeten worden voor duurdere woningen. Dat kan niet anders. Ergens moet een kostendrager zijn. Dat is een ingewikkelde puzzel.’ 

Hoe vlieg je dat aan? 

‘Door steeds te kijken naar waar de kansen zijn. We hebben ook subsidie gekregen om de infrastructurele uitdagingen op te lossen. Dat biedt ons weer de kans om in een lagere prijscategorie te kunnen bouwen. We hebben gelukkig een hele goede woningcorporatie in de buurt die meedenkt en we maken afspraken met ontwikkelaars over de categorieën woningen die ze moeten bouwen. De business case klopt. We kunnen dit!’ 

Culemborg wordt doorkruist door het spoor. Hoe zorg je dat de verschillende stadsdelen op elkaar aansluiten? 

‘Bij die nieuwe wijk gaan we met veel aandacht voor het samensmelten van de buurten aan het werk. Zo willen we een brede onderdoorgang onder het spoor, zodat je gevoelsmatig de connectie hebt tussen oost en west. Dat moet een fijne plek worden om te zijn. Maar we gaan daar geen nieuwe binnenstad van maken.’ 

‘We leggen visueel wel de link met de binnenstad. Langs de stationsomgeving komt een lint waarmee je langs de grachten wordt geleid, waarmee je met interessante route naar de binnenstad wordt geleid. Iedere wijk heeft z’n eigen dynamiek. Zo hebben we in de stationsomgeving hoogbouw gepland. Dat is nieuw voor ons.’ 

‘Voor de ondernemers daar zijn die woningbouwplannen lastig. We hebben een Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg) gevestigd. We willen dat ze verhuizen naar een andere plek op het bedrijventerrein. De wil om te vertrekken, is er bij beperkt aantal ondernemers niet. ‘What’s in it for me’ versus de opstelling van de overheid: ‘What’s in it for us’. Ondernemers snappen wel dat we op deze plek willen bouwen, maar het is niet in hun belang en willen er daarom niet aan meewerken. Met tijd komt dat goed. Want we kunnen het wel oplossen.’ 

U heeft gekozen om vooral binnenstedelijk te bouwen. Waarom niet buitenstedelijk? 

‘Omdat we graag een stad in het groen willen blijven. Om eerlijk te zijn hebben we ook nauwelijks buitenstedelijke ruimte, We zijn omgeven door de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Daar mogen we niets bouwen. Richting de Lek, kan ook niet. En buitendijks ook niet. Daarom zien we vooral kans bij het station. Daarvan maken we een hub naar de Randstad.’ 

‘Het is niet ons doel om een groeistad te zijn, maar door onze ligging en hoe we zijn opgebouwd, is het interessant voor mensen om hier te komen wonen. We kijken wat nodig is, ook voor de kinderen van Culemborgers. Tot 2030 hebben we tweeduizend woningen nodig en tot 2040 duizend extra. Als we kijken naar de prognoses, komt het daarna tot stilstand. 

‘Een stad is nooit af. We moeten problemen van vandaag tackelen, maar ook nadenken over hoe de stad er over 100 jaar uit kan zien. Daarbij voel ik me erg betrokken.’