De VNG vindt dat warmte-infrastructuur vitale infrastructuur is en wil daarom publiek eigenaarschap laten opnemen in de wet. Wet Collectieve Warmtevoorzieningen kan daar in voorzien.  

De warmtenetten moeten volgens de VNG niet eigendom van gemeenten zelf worden, maar van een ‘publieke partner in de energietransitie die een maatschappelijke opdracht heeft’. 

Eén van de redenen voor publiek eigenaarschap is het voorkomen van marktmonopolies, aldus de VNG. Omdat op de warmtemarkt gewerkt wordt met lange contracten tot 30 jaar, willen gemeenten een publieke partner die collectieve warmte ziet als een ‘gedeelde maatschappelijke missie’. Met een publieke partner zijn gemeenten naar eigen zeggen flexibeler en niet afhankelijk van één selectiemoment. 

Ook draagvlak onder inwoners is een argument voor publiek eigenaarschap. ‘Draagvlak krijg je in een lokaal democratisch proces met inspraak. Het bedrijfsleven kan dit niet op zich nemen’, aldus de VNG. ‘Energie, dus ook warmte is een nutsvoorziening en de infrastructuren zijn van vitaal belang.’ 

De VNG ondersteunt met de brief het standpunt van minister Jetten van EZK in een eigen brief van 15 juli, die pleit voor gemeenten als ‘primair sturende partij’.