Mensen die relatief veel geld kwijt zijn aan wonen zijn vaker zenuwachtig, vaker neerslachtig en somber, zijn minder kalm en rustig, hebben vaker het idee dat niks ze kan opvrolijken, en zijn al met al minder gelukkig.
Dat blijkt uit nieuw onderzoek met Rowan Arundel van de Universiteit van Amsterdam als hoofdauteur. Er is kans op een neerwaartse spiraal. Een verslechterde mentale gezondheid kan een barrière zijn bij een beter inkomen of geschiktere huisvesting krijgen.
‘Onze bevindingen tonen de groeiende woonbetaabaarheidscrisis, en roepen op tot meer aandacht voor gevolgen die verder gaan dan enkel de toegang tot huisvesting zelf. Als huisvesting onbetaalbaarder en onzekerder wordt, ervaart een groter deel van de bevolking financiële stress. Met ernstige gevolgen voor het mentale en psychische welzijn', schrijven de onderzoekers.
Het percentage van het inkomen dat mensen kwijt zijn aan wonen loopt op. Steeds meer huishoudens zijn meer dan 30 procent van hun inkomen kwijt aan huisvesting – een kritieke grens volgens veel studies naar de betaalbaarheid van wonen. Ook het ministerie van Binnenlandse Zaken werkt met dit percentage.
De woonstress zit bijna volledig in de huursector, concluderen de onderzoekers. Daardoor ervaren vooral jongeren en/of mensen met een laag inkomen het buitenproportioneel vaak, want zij huren een stuk meer dan oudere en/of rijkere groepen (‘insiders’, in de woorden van de auteurs).
Woonstress bij een vijfde jongvolwassenen
In piekjaar 2014 ervoer bijna 20 procent van de 25 tot 34-jarigen woonbetaalbaarheidsstress, tegenover ongeveer 8 procent van de 55 tot 64-jarigen. Sindsdien zijn de percentages dichter bij elkaar komen te liggen. Over de jaren loopt de ervaren woonstress over alle leeftijdsdoelgroepen op. In 2008 had ongeveer 7 procent van alle Nederlandsers er last van, tegenover 11 procent in 2019.
De afbraak van de sociale sector en de vermarkting van wonen dragen hieraan bij, schrijven de auteurs. ‘Aangezien het aandeel geliberaliseerde huur groeit, en er door beleid meer tijdelijke contracten en minder huurderszekerheid zijn, wordt de stabiliteit van huren ondermijnd.’ Tegelijkertijd zijn er beperkte alternatieven voor verhuizing. Dit alles werkt stressverhogend.
Om de (on)betaalbaarheid van wonen voor een huishouden hard te maken, gebruikten de onderzoekers de 30/40-regel. Daarbij geldt dat huishoudens die meer dan 30 procent van het inkomen kwijt zijn aan wonen en waarbij het inkomen in de onderste 40 procent valt, een grote kans op betalingsrisico’s lopen. Enkel de 30 procent zegt namelijk niet zo veel.
Een huishouden dat 10.000 euro per maand verdient en 5.000 euro huur betaalt, kan nog steeds heel comfortabel en stress-vrij leven. Daartegenover staat dat een huishouden dat een huishouden dat 1.500 euro per maand betaalt en 500 euro kwijt is aan huur, veel meer financiële stress kan ervaren. Terwijl de ratio inkomen/woonlasten lager is.