De ChristenUnie en Partij van de Arbeid dienen maandag een initiatiefwetsvoorstel in om huurcontracten van één of twee jaar enkel bij hoge uitzondering toe te staan. Het mag dan bijvoorbeeld enkel nog als woningen al op de slooplijst staan, of als de verhuurder tijdelijk in het buitenland zit voor werk of onderwijs. De partijen willen de wet in het voorjaar voorleggen aan de Tweede en Eerste Kamer.
Pieter Grinwis, Kamerlid wonen bij de CU, licht het voorstel nader toe op Twitter. ‘Met een tijdelijk huurcontract ben je als huurder vogelvrij: te veel betalen, chronisch op zoek naar een ander huis en je huis wordt nooit een thuis. Samen met Henk Nijboer (Kamerlid wonen bij de PvdA, red.) wil ik met een initiatiefwet een einde maken aan deze woononzekerheid.’
Duur, stress en slechtere wijken
Tijdelijke huurcontracten zijn sinds 2015 toegestaan. Toenmalig woonminister Stef Blok (VVD) wilde daarmee het woningaanbod vergroten. Het moest ‘nieuw aanbod lostrekken’ en bijdragen aan doorstroming. Wel moesten vaste contracten de norm blijven.
Het pakte anders uit. Vooral particuliere verhuurders maken veel gebruik van tijdelijke contracten van één of twee jaar. Uit onderzoek uit 2020 door onder andere journalisten van Investico en De Groene Amsterdammer bleek dat destijds bijna de helft van hun huurcontracten ‘flex’ was. Bij institutionele beleggers, die in tegenstelling tot particulieren veel nieuwe huurwoningen bouwen, zijn vaste contracten wel de norm.
De toename van tijdelijke verhuur door particulieren zorgt voor meer woononzekerheid en bijbehorende stress onder huurders. Bovendien werkt het prijsopdrijvend. Dat komt doordat huurstijgingen bij zittende huurders sinds 2021 zijn gereguleerd, maar het de huisbaas bij bewonerswissel wel vrijstaat om te vragen wat hij wil. Het is een prikkel voor verhuurders om contracten tijdelijk te maken.
Dat gretig gebruik wordt gemaakt van de verhoogruimte, zien we terug in cijfers van het CBS. Bij zittende vrijesectorhuurders bedroeg de gemiddelde jaarlijkse huurverhoging in de periode 2021-2022 3,8 procent, tegenover 9,8 procent bij bewonerswissel.
Een derde negatief gevolg van de toename van tijdelijke contracten is dat het de leefbaarheid in kwetsbare gebieden kan schaden, bleek in 2021 uit onderzoek door Companen in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Tijdelijke huurders bouwen weinig relatie met de buurt op en investeren minder in sociale contacten, wat de leefbaarheid niet ten goede komt.
VVD en CDA zijn terughoudend, argumenten ongegrond
Woonexperts en belangenverenigingen reageren enthousiast op het wetsvoorstel van de partijen. ‘Goed voorstel’, tweet woononderzoeker Cody Hochstenbach. ‘Tijdelijke huurcontracten zijn een grote bron van woononzekerheid en ondermijnen zo het (mentale) welzijn van huurders en verzwakken de band met woning en buurt.’
Woordvoerder Marcel Trip van de Woonbond reageert vergelijkbaar. ‘Goed nieuws’, zegt hij. ’Deze draaideurcontracten waren een kadootje voor huisjesmelkers. Weg ermee.’ De Woonbond ageert al jaren tegen de verflexing van de woningmarkt.
De PvdA en CU verwachten dat regeringspartij D66 te porren is voor hun voorstel. De VVD en het CDA zijn minder te spreken over de initiatiefwet. Zij vrezen dat de regulering het woningaanbod zal verminderen. Of hun vrees terecht is, is maar de vraag. Uit de BZK-evaluatie bleek dat er geen causaal verband aantoonbaar is tussen het toestaan van tijdelijke huurcontracten en een groei van het huuraanbod.
Ook het doorstroom-argument gaat niet op, blijkt uit de evaluatie. De laatste jaren neemt het aantal verhuizingen tussen verschillende woonsegmenten toe, maar ook hier kan niet hard worden gemaakt dat dit komt door de tijdelijke contracten.
De Jonge wil prikkel zelf al wegnemen
Huursprongen door de tijdelijke verhuur worden mogelijk wel beperkt door plannen van Hugo de Jonge, minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. Hij wil het puntensysteem, dat nu de maximale huurprijs voor een sociale huurwoning bepaalt, per 2024 doortrekken naar de vrije sector. In dat geval worden huurprijsstijgingen bij bewonerswissel niet langer bepaald door marktgrillen en ‘wat de gek ervoor geeft’, maar door de kwaliteit van de woning.
De minister is dan ook terughoudend over het wetsvoorstel van de PvdA en CU. Tegen De Volkskrant zegt hij dat hij het met ‘belangstelling tegemoetziet’, maar dat hij hoopt dat zijn eigen plan de ‘prikkel voor tijdelijke contracten’ al wegneemt.
Daar komt bij dat steeds meer gemeenten opkoopbescherming en zelfbewoningsplicht invoeren. Dit maakt het moeilijker voor particulieren om woningen op te kopen voor verhuur, wat tot een vermindering van het aantal flexcontracten kan zorgen.