De vuistregel bij grondprijzen luidt: de waarde van de grond volgt de waarde van de bestemming. Als marktwaarde van woningen daalt of bouwkosten oplopen, daalt de grondprijs, en vice versa. Recente cijfers laten echter zien dat dit niet zonder meer geldt.
In de maanden april, juli en juni bedroeg de gemiddelde transactieprijs van een bouwkavel 635 euro. Dat is een stijging van 5,9 procent ten opzichte van de voorgaande maanden, meldt Metafoor in het Kwartaalbericht Grondexploitaties Q2 2022. Daar staat tegenover dat de bouwkosten in het tweede kwartaal 1,6 procent hoger waren dan begin dit jaar. Verkoopprijzen groeiden met een toename van 2,9 procent juist minder hard dan in voorgaande maanden.
De cijfers laten zien dat de grondprijzen harder stijgen dan theoretisch verwacht. Zou je de woningprijzen en bouwkosten volledig meerekenen in de grondwaarde, dan zou de grondprijs met ‘slechts’ 2,85 procent moeten stijgen. Dat blijkt uit de Residex van Metafoor. Deze index geeft de ontwikkeling van de theoretische waarde van bouwgrond in heel Nederland weer.
De discrepantie in de cijfers betekent niet direct dat gemeenten hun grond structureel te hoog inprijzen. Het is vrij normaal dat er een vertraging zit tussen de theoretische en daadwerkelijke grondprijzen. Woningmarktontwikkelingen werken dus zeker door in grondprijzen, maar doen dat niet van de ene op de andere dag. Metafoor verwacht stabilisatie in de toekomst.
Daar komt bij dat gemeenten hun gronden de laatste jaren juist relatief goedkoop in de markt zetten. Uit analyse van Stec Groep bleek in 2020 dat gemeenten hun grondwaarden met gemiddeld 2,5 procent bijplusten, terwijl marktontwikkelingen ruimte lieten voor veel grotere stijgingen.