Wetenschappers Dorien Mantinga, Tom Kleinepier en Christian Lennartz onderzochten de wooncarrières van migranten uit zeven Europese landen. Dat Europese migranten veel woningdelen, is op zich geen nieuw inzicht. Het past in het clichébeeld van een groep Oost-Europese arbeidsmigranten die via hun werkgever een gedeelde woning toegewezen krijgen.
Maar dat een relatief grote groep arbeidsmigranten vervolgens meerdere jaren gedeeld woont, is volgens de onderzoekers wel opvallend. ‘We zien woningdelen vaak als iets voor migranten die hier kort verblijven. Het wordt als een tussenfase gezien. Maar voor een relatief grote groep blijkt het een langdurige woonvorm. Vooral Centraal- en Oost-Europese migranten wonen voor lange tijd samen’, zegt onderzoeker Lennartz. Daarbij geldt dat de woonkwaliteit vaak laag is in de gedeelde huizen, blijkt uit ander onderzoek.
Ruim de helft van de Europese migranten vertrok in de onderzoeksperiode van zeven jaar weer uit Nederland. Van zij die wel bleven, woonde ongeveer een kwart al die tijd in een gedeelde woning. Daarmee is het aandeel doorstromers van gedeeld wonen naar sociale huur of de vrije huursector ongeveer even groot als het aandeel ‘achterblijvers’.
Lennartz: ‘Het woningdelen kan natuurlijk een vrijwillige keuze zijn. Bijvoorbeeld omdat het meer ruimte geeft om te sparen of geld naar het huisland te sturen. Maar het kan ook heel goed gedwongen zijn, omdat er geen alternatieven zijn op de woningmarkt of er geen vooruitgang op de arbeidsmarkt wordt geboekt.’
Beleidsmakers moeten wat doen aan het jarenlange samenwonen, schrijven de onderzoekers. Uit het onderzoek: ‘De Nederlandse arbeidsmarkt is sterk afhankelijk van arbeidsmigranten … Als een groeiende groep migranten in slechte en steeds onbetaalbaardere woningen moet wonen, wordt het minder aantrekkelijk om je in Nederland te vestigen. Dat kan belangrijke negatieve gevolgen hebben voor de Nederlandse arbeidsmarkt en de economie.’
Woningmarkt rechttrekken
Wil je de woonpositie van Europese migranten versterken, dan moet je de Nederlandse woningmarkt rechttrekken, menen de onderzoekers. Nu strijden grote groepen mensen om beperkt aanbod, of dat nou sociale huur, vrijesectorhuur of koop is. ‘Meer huisvesting voor iedereen, dat is de oplossing. Alle potentiële kopers en huurders concurreren nu met elkaar’, zegt Lennartz. ‘Er moeten simpelweg dus kwalitatief goede en betaalbare woningen bijkomen.’
De Europese migranten een voorkeurspositie geven bij sociale huur is volgens Lennartz geen gedroomd middel. ‘Theoretisch gezien kan het helpen, want dan krijg je meer institutionele aandacht voor deze groep woningzoekenden. Maar woningcorporaties zijn niet happig, want er zijn al grote tekorten voor andere aandachtsgroepen, zoals statushouders en urgente woningzoekers.’
En wat te denken van speciale woonvormen voor EU-migranten, zoals een speciaal dorp voor arbeidsmigranten, in sommige media ook wel een ‘Polendorp’ genoemd? Ook die bieden geen echte oplossing, vindt Lennartz. 'Als ze aan bepaalde kwaliteitseisen voldoen, kan het werken voor mensen die hier kort verblijven. Maar het probleem is dat je niet van tevoren weet of iemand dat wil. Die wens kan na aankomst in Nederland ook veranderen. Er is dus hoe dan ook behoefte aan structurele oplossingen.’
Heterogene groep
Belangrijk bij de onderzoeksbevindingen is dat de groep EU-migranten erg divers is. Zowel qua migratieredenen als wooncarrières. Migranten uit westerse landen als het Verenigd Koninkrijk (nog EU-lid in de onderzoeksperiode), slagen er bijvoorbeeld relatief vaker in om wel een koopwoning te vinden. Dat het Centraal- of Oost-Europese migranten minder lukt, ligt waarschijnlijk niet aan een gebrek aan wil. Eerder internationaal onderzoek liet zien dat ook zij vaak een koopwens koesteren.
Hierbij geldt wel dat ook de groep Centraal- of Oost-Europese migranten verre van homogeen is. Zo vinden Polen relatief vaker hun weg naar de sociale huursector, terwijl dat Bulgaren een stuk minder lukt. Die laatste groep heeft het grootste aandeel langjarige woningdelers. Volgens Lennartz komt dit mogelijk doordat Polen meer geïnstitutionaliseerd zijn in de Nederlandse maatschappij. ‘Ze komen hier al langer en zijn met meer. Hun netwerk is dus sterker.’