Opdrachten zoals het inspecteren van moeilijk bereikbare infrastructuur of het met spoed transporteren van medische goederen, kunnen volgens Europa gemakkelijker, duurzamer en sneller met een onbemande drone dan met een auto of helikopter. Waar voor bepaalde inspecties nog verkeer moet worden omgeleid, vliegt straks hoogstwaarschijnlijk een drone overlangs.
Over minder dan zes maanden worden twee Europese stukken dronewetgeving van kracht. Deze verordeningen dwingen lidstaten niet om landelijk U-Space aan te bieden, maar stellen wel vast onder welke voorwaarden drones in Europa mogen vliegen. Het luchtverkeersleidingssysteem dat hiervoor nodig is, heet U-Space. Dit systeem van protocollen, regels en afspraken moet de inzet van onbemande drones vanaf 26 januari 2023 monitoren en reguleren.
Om Nederland voor te bereiden op U-Space, moet het Rijk de Europese wetgeving vertalen naar nationale kaders. Hiervoor richtte het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat het programma Onbemande Luchtvaart op met daarin ruimte voor verschillende vraagstukken rondom drones in het lage luchtruim. In verschillende coalities worden momenteel testvluchten uitgevoerd en voeren overheden en marktpartijen gesprekken over hoe zij de inzet van drones voor zich zien.
Randvoorwaarden vanuit Europa
‘Maar het is nog erg onzeker’, zegt Wilbert Ritsema, projectleider U-Space bij het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Dat komt doordat er vanuit Europa nog niet alle benodigde randvoorwaarden over het U-Space bekend zijn. Lidstaten pionieren daardoor op een onvolledig eisenpakket. En de randvoorwaarden zijn noodzakelijk, doordat de verordeningen zwaarder gelden dan individuele landelijke regelgeving.
De projectleider ziet het in werking treden van de verordeningen in januari vooral als een impuls en geen deadline: ‘Ik weet honderd procent zeker dat wij in januari nog geen U-Space gaan aanwijzen. Een exact moment waarop dat wel gebeurd is nu ook nog niet te voorspellen.’
U-Space moet volgens huidige informatie van de Europa Commissie voldoen aan ten minste vier aangeboden criteria. Met netwerkidentificatie moeten bemand en onbemand luchtverkeer voor het systeem te volgen zijn tijdens hun vlucht. Het U-Space moet daarnaast in staat zijn om locatie- en routegegevens van bemande luchtvaart door te spelen aan drones in hetzelfde luchtruim.
Drones zelf moeten een ‘geobewustzijn’ hebben, die op basis van live-informatie weten waar ze wel of niet mogen vliegen. Tot slot mogen drones pas vliegen wanneer het U-Space hen toestemming geeft om op te stijgen. Verder bestaan er volgens de Nederlandse overheden en de dronesector zelf vooral veel vragen, aldus Ritsema.
Essentiele diensten eerst
Het wil niet zeggen dat Nederland op haar handen zit. Het ministerie van IenW werkt aan een eigen visie op U-Space en de rolverdeling die daarbij past. Zo vraagt het luchtverkeersleidingssysteem om drone-operators, die het luchtruim monitoren, en moet worden bepaald welke drone-activiteiten wenselijk zijn om in het luchtruim ruimte te geven.
‘In de Luchtvaartnota is te lezen dat we onze focus leggen op diensten die echt verschil maken in duurzaamheid en veiligheid. Dat worden de eerste toepassingen. Andere activiteiten zijn volgens het ministerie een vergezicht, iets wat later pas van de grond komt’, aldus de projectleider. Hij noemt de ondersteuning van hulpdiensten met drones niet alleen een dienst die als eerste vorm zal krijgen, maar vertelt ook dat het Rijk graag ziet hoe dergelijke essentiële diensten prioriteit krijgen bij het toewijzen van verschillende vluchten door het luchtruim.
Ritsema verwacht dat het Rijk de luchtverkeersleiding uiteindelijk in handen zal leggen van gecertificeerde marktpartijen. ‘Via het principe van marktwerking, zodat er in eenzelfde U-Space meerdere dienstverleners kunnen bestaan.’ Omdat de discussie rond U-Space zich dichtbij de grond begeeft, zullen gemeenten en provincies worden gehoord over de inrichting van het lage luchtruim.
‘Het grotere plaatje van U-Space en onbemande luchtvaart roept nog veel vragen op’
Maatschappelijke impact van drones
Enschede is één van de gemeenten al bezig met de voorbereidingen op U-Space. Dat stad wil de dronehoofdstad van Europa worden. Wouter van Asveld, beleidsadviseur Economie bij de gemeente, raakte in 2015 betrokken bij drones. Met het vrijkomen van voormalige luchthaven Twente Airport ontstond ruimte voor de innovatiecluster Space53. Onder andere de investeringen in deze samenwerking en het aanwijzen van Twente Airport als een van de testlocaties, maakt Enschede vandaag de dag een van de koplopers op het gebied van kennis over drones.
‘Over de jaren heen zagen we als gemeente naast de economische component ook de maatschappelijke impact van drones’, aldus Van Asveld. In Enschede ligt de focus nu op het thema veiligheid. De gemeente Rotterdam profileert zich meer op transport, met de haven als primaire testlocatie. ‘Door gericht een thema te kiezen, kan je als gemeente gericht vragen uitzetten bij marktpartijen over opgaven en kansen van drones. Zo kom je landelijk sneller tot antwoorden’, zegt Van Asveld.
Ook Van Asveld is van mening dat gemeenten een beperkte verantwoordelijkheid en rol spelen bij het formuleren van een visie op drones. ‘Wat er nu en straks in de lucht gebeurt, hebben we niet veel over te zeggen. Historisch gezien zijn het luchtruim en drones geen terrein voor gemeenten. Wel zal de Europese regelgeving voor U-Space raakvlakken hebben met onze stedelijke opgaven en fysieke leefomgeving. Daarom willen we wel meepraten.’
Bedrijven hebben er zin in
De dronesector staat volgens Ritsema en Van Asveld te popelen om innovaties te testen. Ook Stephan van Vuren, oprichter van consultancy- en softwarebedrijf AirHub, ziet vanuit de markt een ‘technology-push’. ‘Ontwikkelaars van dit soort systemen hebben veel kennis in huis, maar er moet nog veel getest en uitgezocht worden. Marktpartijen doen momenteel nog aan eigen interpretatie van de aanstaande drone-regelgeving. Het grotere plaatje van U-Space en onbemande luchtvaart roept nog veel vragen op. Zoals waar, wanneer en op welke schaal we U-Space willen aanbieden.’
Volgens Van Vuren ligt de complexiteit van de nieuwe ontwikkeling grotendeels in het bepalen van de meerwaarde van drones. ‘Soms is U-Space een oplossing zonder probleem. Dat maakt het vormgeven van zo’n systeem lastig.’
In januari nog geen U-Space
Het is gemeenteman Van Asveld en marktman Van Vuren duidelijk dat een volledig uitgewerkt U-Space niet te realiseren is met ingang van 2023. Daar zijn de precieze definitie en vorm van het beoogde luchtverkeersleidingssysteem nog te ongrijpbaar voor. Wel zien zij volgend jaar als een belangrijke periode waarin helderheid ontstaat over wat Nederlandse overheden met drones willen doen.
‘Omdat het U-Space eind januari nog niet hoeft te worden aangeboden, kan Nederland nog de tijd nemen om op technologisch vlak door te groeien en haar U-Space gelaagd op te bouwen met de juiste vragen. Tot overheden drones willen toestaan, gelden gewoon bestaande wetten voor ons luchtruim’, aldus Van Asveld. ‘Het is een technisch en ingewikkeld verhaal. Maar als we het nu goed voorbereiden, raken we straks in een stroomversnelling.’
‘Het is zeer waarschijnlijk dat geen enkele lidstaat in januari al een U-Space heeft, in ieder geval niet in een houdbare vorm voor de langere termijn’, voegt Van Vuren toe. 2023 zal volgens de deskundigen vooral het jaar zijn waarin stakeholders duidelijk krijgen waaraan het U-Space in Nederland aan moet voldoen, vanuit landelijke en Europese eisen.