Het besluit gemeentelijke instrumenten warmtetransitie zal ongeveer twee maanden in consultatie zijn. Het is een uitwerking van het wetsvoorstel Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie. Hiermee wordt duidelijk welke bevoegdheden gemeenten hebben om regels te maken voor de warmtetransitie. Zo kunnen gemeenten door het wijken aanwijzen, de aanwijsbevoegdheid, waar duurzaam opgewekte energie het aardgas moet vervangen.

Alle partijen die betrokken zijn bij de uitvoering van deze wijkgerichte aanpak van de warmtetransitie, zoals gemeenten, netbeheerders, de warmtesector en vastgoedeigenaren zoals woningcorporaties, kunnen hun visie geven op het besluit. Ook bedrijven, bewoners, gebouweigenaren en bouwers en installateurs kunnen reageren op de consultatie.

Vervolgens verwerken de ministeries van BZK en EZK de ontvangen reacties in een herzien besluit, dat dan naar de Tweede Kamer gestuurd wordt.

Inhoud van het besluit

In de consultatie kan worden gereageerd op de vereisten aan een warmteprogramma en het omgevingsplan onder de Omgevingswet. In het besluit zit ook een deel van de waarborgen horend bij de aanwijsbevoegdheid juridisch verankerd, zoals een redelijk termijn en de betaalbaarheid.

Het gaat specifiek over afspraken om regelgeving aan te passen om zo belemmeringen weg te nemen. Op die manier kunnen gemeenten en andere partijen de warmtetransitie faciliteren. Ook wordt er door het besluit gezorgd voor een datum waarop wijken moeten zijn overgestapt op duurzame alternatieven.

Alternatieven voor aardgas zijn warmtenetten, verwarming door elektriciteit (door onder andere warmtepompen) of groen gas. Per wijk kan de oplossing en aanpak verschillen.

Het besluit vloeit voort uit afspraken die in het Klimaatakkoord van 2019, over de verduurzaming van de gebouwde omgeving. Nederland wil in 2050 niet meer afhankelijk zijn van aardgas voor de verwarming van woningen en andere gebouwen. Nederland streeft naar 55 procent CO2-reductie in 2030 ten opzichte van 1990.