Na alle commotie en onheilstijding over de komst van de Omgevingswet afgelopen maanden, klinken inmiddels ook positieve geluiden over de invoering. De Eerste Kamer gaf vorige week groen licht voor de inwerkingtreding op 1 januari 2023. Er is nog een voorbehoud gemaakt, namelijk dat de rapportage dit najaar over de voortgang met het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) geen al te grote knelpunten meer laat zien.
Betrokken experts verwachten dat niet, mede omdat er sinds een half jaar goed wordt samengewerkt tussen overheden, planadviesbureaus en softwareontwikkelaars. Ook wordt volgend jaar een overgangsjaar, waarin gemeenten nog deels met het oude planstelsel kunnen blijven werken.
Er zit nu schot in het ontwikkelen van een werkwijze om met het DSO om te gaan
De voortgang met het DSO komt ook naar voren in een enquête door de onderzoeksgroep Omgevingswet bij Antea Group onder 93 gemeenten. Daaruit blijkt dat 85 procent van de bevraagde gemeenten bezig is met het ontwikkelen van een werkwijze om met het DSO om te gaan, 8 procent is helemaal klaar en ‘slechts’ 8 procent is nog aan het verkennen.
Kennis en menskracht mist bij Omgevingswet
Het probleem bij de invoering van de Omgevingswet zit ‘m vooral bij de invoering van de nieuwe wetgevingsinstrumenten, en dan vooral bij de voorbereiding van omgevingsplannen. Die vormen de juridische basis voor de vergunningverlening en die zou er dus begin volgend jaar moeten liggen.
Uit de Antea Group-enquête komt naar voren dat bijna de helft van de gemeenten (48 procent) nog bezig is met de verkenning van de mogelijkheden met het omgevingsplan. Pas 43 procent is daadwerkelijk bezig met de ontwikkeling van de basis van het plan. Negen procent heeft nog niets gedaan. Vooral de kleinste, kleine (20.000 – 50.000 inwoners) en middelgrote gemeenten (50.000 – 100.000 inwoners) blijken moeite te hebben met de nieuwe planvorming. De grote gemeenten blijken hun zaken beter op orde te hebben. 89 procent is bezig met de ontwikkeling van het omgevingsplan.
Voor Robert Forkink is dit geen verrassing. Hij is voor Antea Group al twaalf jaar betrokken bij de invoering van de nieuwe omgevingswetinstrumenten en ziet waar bij veel gemeenten de schoen wringt. ‘Het gaat om kennis van zaken en voldoende menskracht om de nieuwe wetgeving te implementeren. De kleinere en middelgrote gemeenten worstelen daar het meest mee.’
Leren ‘brood bakken’
Hoe dat heeft kunnen gebeuren, terwijl we al ruim tien jaar weten dat de nieuwe wet eraan komt, is voor de analyse interessant. Betrokken experts willen er niet te veel woorden aan vuil maken. Forkink vindt het te makkelijk om de schuld bij het Rijk, en dan vooral bij de wetgevingsambtenaren van BZK te leggen. ‘Het ministerie heeft een heel programma opgetuigd en bijeenkomsten georganiseerd om gemeenten uit te leggen wat ze met de Omgevingswet konden doen.’
De berichten over intimidaties en bagatellisering van de problemen op het ministerie van BZK, breed uitgemeten in sommige media, kwamen voor hem volledig uit de lucht vallen. ‘We kennen die geluiden niet, ook niet uit de contacten met andere adviesbureaus en de softwareleveranciers. Het is gewoon niet de sfeer die wij aantreffen. Dat is er een van: we gaan ervoor en we gaan het halen.’
‘Te lang hebben BZK en de VNG vanuit een roze wolk hun boodschap verspreid over wat er allemaal wel niet mogelijk zou zijn’
Koos Seerden, directeur van Rho Adviseurs, is het deels met hem eens, maar vindt dat BZK en VNG veel te lang zijn doorgegaan met inspireren. ‘Te lang hebben ze vanuit een roze wolk hun boodschap verspreid over wat er allemaal wel niet mogelijk zou zijn. Nu zijn ze met de voetjes op de grond terug en zich bewust van het feit dat je de bakker écht moet leren brood te bakken. Daar hebben we als bureaus vorig jaar massief op ingezet. Stop met inspireren, begin met te leren hoe je het kunt aanpakken.’
RO moet integraal met Omgevingswet
De experts zijn blij dat de Eerste Kamer groen licht heeft gegeven. Nu weet iedereen waar hij aan toe is en staat er druk op de ketel. De complexe urgente opgaven dulden geen verder uitstel, was de boodschap van de minister aan de Eerste Kamer. ‘De complexiteit van de wereld van vandaag kun je niet anders dan met nieuwe wetgeving aanpakken’, zegt Forkink stellig. ‘Alles wat je doet, heeft effect op iets anders, en de belangen van alle betrokkenen raken elkaar in meer of mindere mate. Stel je voor dat we tien jaar geleden de Omgevingswet hadden ingevoerd, dan hadden we het stikstofprobleem nu in samenhang kunnen aanpakken.'
'We hebben de data en de modellen om te berekenen wat een ingreep op de ene plek voor consequenties heeft in de vorm van neerslag van CO2 en stikstof. Daarop kun je dan beleid maken en keuzes baseren. Bijvoorbeeld in gebied x geen woningbouw, in gebied y wel. In samenhang ruimtelijke opgaven aanpakken is het hogere doel, in mindere mate dat je in de procedures van 26 weken naar 12 weken gaat’, zegt Forkink.
Bijkomend effect van het niet weer uitstellen van de invoeringsdatum is volgens Forkink dat gemeenten in het najaar kunnen aangeven geen verzoeken voor bestemmingsplanwijzigingen door initiatiefnemers, vooral ontwikkelaars, meer te behandelen. Dat was namelijk de praktijk elke keer dat de invoeringsdatum de afgelopen jaren werd uitgesteld, waardoor gemeentelijke ambtenaren daar hun kostbare tijd weer aan moesten besteden in plaats van aan de invoering van de Omgevingswet.
Overgangsperiode voor invoeren Omgevingswet
Het is nu zaak om gemeenten te ondersteunen, die het ontbreekt aan voldoende menskracht en kennis over de mogelijkheden van de nieuwe wetgeving. Forkink: ‘Het zijn vooral de beleidsmensen op het praktische niveau, bezig met de behandeling en toetsing van initiatieven en met omgevingsvergunningen, die worstelen met wat de nieuwe wetgeving vraagt. Daar hoort bijvoorbeeld de vertaalslag van regels en verordeningen in het digitaal stelsel bij.’
Het is nu zaak om gemeenten te ondersteunen, die het ontbreekt aan voldoende menskracht en kennis over de mogelijkheden van de nieuwe wetgeving
De planadviesbureaus die samenwerken in het Kennislab Omgevingswet, zo’n vijftien in getal, maken samen met de VNG en Geonovum voor de gemeenten een complete leergang. Die bestaat uit overzichtelijke modules die gemeenten laten zien hoe ze onder de nieuwe wet ontwikkelingen mogelijk kunnen maken; met praktische voorbeelden, handreikingen een samenhangende structuur, legt Seerden uit.
‘In tegenstelling tot wat eerst het idee was, bieden we nu toch een basisstructuur die je zou kunnen beschouwen als een standaard, want daar blijkt grote behoefte aan. Eigenlijk zoals altijd bij een ICT-traject. We merken dat gemeenten die houvast willen hebben. Ze hebben geen tijd en mensen om dat allemaal zelf te bedenken. Bovendien kunnen de softwarebureaus veel makkelijker vanuit die standaarden werken.’
Naar verwachting zal de leergang in het najaar klaar zijn. Dan denken de planbureaus de meeste gemeenten in een half jaar tot een jaar zover te krijgen dat ze kunnen omgaan met vergunningaanvragen en omgevingsplanwijzigingen in het nieuwe systeem.
Het blijft krap aan, geeft Forkink toe. ‘Laten we eerlijk zijn. Als we in oktober beginnen dan hebben we 3 en in feite 2,5 maand tot de Kerst om de basis te leggen. Ook volgend jaar kun je daarom zien als een soort van overgangsperiode, waarin je van de fouten en onvolkomenheden kunt leren. Laten we ons niet weer laten leiden door de onheilsprofeten die chaos en rampen voorspellen, of door de Raad van State die zegt dat ze geen tijd hebben voor alle nieuwe procedures. Je moet toch een keer beginnen.’
Steile leercurve voor gemeenten
Niet alle gemeenten zullen zo ver zijn dat zij een wijziging van het omgevingsplan na inwerkingtreding van de Omgevingswet kunnen maken op basis van de nieuwe STOP/TPOD standaard. Voor deze gemeenten is het gedurende (tenminste) 1 jaar mogelijk gemaakt om als Tijdelijke Alternatieve Maatregelen (TAM) het bekende IMRO te blijven gebruiken.
Dit instrument vormt een alternatief voor de instrumenten die de Omgevingswet biedt. Ook het instrument bestemmingsplan met verbrede reikwijdte als bedoeld in de Crisis- en herstelwet (CHW) is onderdeel van het project.
Elke gemeente die dit nog niet heeft gedaan, kan een aanvraag doen om voor het gehele gemeentelijke grondgebied een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte te mogen vaststellen.
Het eerste voordeel van een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte is dat de inhoud kan worden gemaakt in de huidige software en kan worden gepubliceerd via IMRO.
Het tweede voordeel is dat wanneer de Omgevingswet nog niet in werking is getreden op 1 januari 2023 het plan als bestemmingsplan met verbrede reikwijdte in procedure kan worden gebracht.
‘Als de invoering weer was uitgesteld, was alles weer in de lucht blijven hangen en iedereen blijven wachten’, voegt Seerden toe. ‘Onder druk wordt veel vloeibaar en die druk is nu neergelegd. Nu krijg je een steile leercurve.’ Hij verwacht dat de Eerste Kamer 1 oktober ‘gewoon echt groen licht geeft’, of er moet iets gruwelijk misgaan met het DSO.