Onder het Nationaal Programma Rotterdam Zuid werden de laatste tien jaar aantoonbaar resultaten geboekt. De leefbaarheid in het gebied met 200.000 inwoners verbeterde. Schoolprestaties gingen vooruit, woningen werden opgeknapt, de werkeloosheid daalde.

Maar de kans dat het stadsdeel over tien jaar op G4-gemiddelden zit, is ‘klein’, staat in een review van het programma. Dat betekent volgens de onderzoekers niet dat de ambities naar beneden moeten bijgesteld. Integendeel. ‘Iedereen verdient kans op een goede opleiding, een waardig bestaan, een veilige omgeving en een goed thuis. Dat kan niet worden opgegeven voor de inwoners van Rotterdam-Zuid.’

Betere samenwerking met bewoners nodig

Wat daarbij onmisbaar is: een betere aansluiting met bewoners. ‘Bij alle pijlers van het NPRZ staan essentiële aspecten van het leven van inwoners centraal. Hoe doen mijn kinderen het op school? Weet ik mijn baan vast te houden? Kunnen we in ons buurtje blijven als we kinderen krijgen? Het zijn thema’s dicht op de huid van inwoners’, staat in het rapport.

Het ‘bondgenootschap’ tussen het NPRZ en bewoners moet dus sterker. Daarbij moet het programma meer ‘luisteren zonder plan’ en moet er meer gelijkwaardigheid zijn tussen de beleidsmakers en de Rotterdam Zuidenaren. ‘Het is een opgave voor het NPRZ om samen met haar partners dit bondgenootschap vorm te geven, zodat de inzet en resultaten ook meer van de bewoners worden’, adviseren de onderzoekers.

Tien jaar nalatigheid

Dat de samenwerking met bewoners beter moet, kan bewoner Mustapha Eaisaouiyen beamen. Maar het is wel too little, too late. ‘Toen Wim Deetman en Jan Mans in 2011 de basis legden voor het nationaal programma, zeiden zij al dat samenwerking met bewoners essentieel is. De huidige bewoners zijn de startmotor, was het idee’, zegt hij.

‘Dan zou je verwachten dat daar de laatste tien jaar al uitvoering aan werd gegeven. In plaats daarvan kregen we met programmadirecteur Marco Pastors iemand die bewoners bewust uitsluit.’ Eaisaouiyen doelt op dit interview met Pastors in het AD. Daarin zegt de bestuurder dat het een ‘bewuste keuze’ was om de afgelopen jaren geen direct contact met buurtbewoners te zoeken.

Strijd om wonen

Dat het NPRZ bewoners niet voldoende centraal stelt, blijkt uit het onderdeel wonen. Dat wordt gekenmerkt door ‘strijd’, schrijven de onderzoekers. Strijd bijvoorbeeld over de herontwikkeling van de Tweebosbuurt. Deze oude volksbuurt met veel sociale huur werd gesloopt en moet plaatsmaken voor minder en duurdere woningen voor de middenklasse. Op papier gaat de leefbaarheidsscore van een gebied met dit soort ingrepen omhoog, maar wel ten koste van bestaande inwoners.

Eaisaouiyen woonde in de Tweebosbuurt. Samen met Edwin Dobber werd hij het gezicht van de bewoners die vochten tegen de sloop van hun thuis. Wat er gebeurde in zijn oude buurt, is volgens hem tekenend voor de mismatch tussen wat het NPRZ wil en wat bewoners willen. ‘Het gaat ons niet om betere of grotere woningen. Het gaat om de buurt. Dat zien we ook in de Afrikaanderwijk. Mensen willen daar niet weg, want daar hebben ze hun markt, hun moskee, hun netwerk. Beleidsmedewerkers snappen dat niet. Daarom is het zo belangrijk om met bewoners in gesprek te gaan.’

Er is ook strijd over de Rotterdamwet. Daarmee worden mensen zonder inkomen uit werk geweerd uit Rotterdam Zuid. Wederom geldt: de leefbaarheidsscore gaat zo omhoog, zonder dat de huidige inwoners daar iets van merken. Want dat mengen en het aantrekken van ‘betere’ nieuwe inwoners de oude helpt, is volgens Eaisaouiyen een illusie.

‘Er is geen bewijs voor dat mengen werkt. Als het überhaupt al gebeurt, want de nieuwe en oude bewoners leven langs elkaar heen. De sociale stijgers sturen hun kinderen bijvoorbeeld naar scholen in het centrum. Naar witte scholen’, zegt hij. ‘Terwijl met de hestructureringen juist heel fijnmazige netwerken verdwijnen. Mensen die elkaar goed kennen en elkaar ondersteunen met bijvoorbeeld mantelzorg, worden van elkaar worden gescheiden. Ook dit snappen de beleidsmakers niet.’

Komt er verbetering?

Eaisaouiyen heeft er een hard hoofd in dat het contact met de inwoners de komende tien jaar structureel beter zal worden. De kloof is te groot. ‘Dat bondgenootschap… ik zie het niet gebeuren. Ik vroeg laatst aan wat wijkraden hoe vaak zij contact hebben met het NPRZ. Hun antwoord: nooit. Hoe kan dat? En in 2020 werd een nieuw uitvoeringsprogramma gepresenteerd, samen met de corporaties. Wederom waren bewoners totaal afwezig. Hoe kan je dat als bestuur goedpraten?