Opinie: De 15-minutenstad gaat om veel meer dan mobiliteit

Gemeenten door heel Nederland lopen warm voor de 15-minutenstad. Maar het concept wordt nog niet integraal genoeg bekeken, schrijft Shahid Talib, directeur Smart City bij Heijmans. We moeten voorbij enkel mobiliteit. Leefbare wijken zijn de hoogste prioriteit, waarbij voldoende aandacht moet zijn voor bijvoorbeeld stadslogistiek en sociale cohesie.

In de 15-minutenstad kunnen inwoners al hun basisbehoeften vervullen binnen een kwartier lopen of fietsen. Politici en beleidsmakers nemen dit steeds vaker als uitgangspunt bij infra- en mobiliteitsbeleid.

Het concept is op het eerste gezicht makkelijk te begrijpen. Dat is de kracht, maar ook de zwakte. Het nodigt uit tot een inzet op enkel mobiliteit en een strak gebreid net van voorzieningen. Terwijl we er daarmee in de praktijk niet komen. We moeten de 15-minutenstad breder bekijken, willen we hem laten slagen. Het basale idee ‘vanaf elk punt in de stad binnen een kwartier bij supermarken, restaurants en kledingwinkels’ is te platgeslagen.

De 15-minuten stad gaat over leefbare, schone en veilige wijken

De 15-minuten stad gaat in feite over leefbare, schone en veilige wijken. De essentie is de auto, de bestelbus en het vrachtverkeer zoveel mogelijk uit de woonomgeving weren. Het aantal reisbewegingen moet omlaag. Ook voor stadslogistiek, een nu nog onderbelicht onderdeel in de duurzame mobiliteitsshift. We bestellen steeds meer, zowel voor thuis als het bedrijf. Dat vraagt om een visie op hoe we bevoorraden en waar we onze producten vandaan halen. Als je dit niet doet, maak je maar een deel van de potentie van de 15-minutenstad waar.

Maak daarbij gebruik van wat de wijk een wijk maakt: haar inwoners en hun verbindingen. Of het nu gaat om woningen in het stadscentrum, aan de stadsranden of op Vinexlocaties: de wijk is een ontmoetingsplek vol sociale cohesie. Dat biedt uitgelezen kansen om centraal voorzieningen aan te bieden, die reisbewegingen en logistiek overbodig maken. Stimuleer inwoners bijvoorbeeld om zelf voedsel te verbouwen in gemeenschappelijke stadslandbouw. Daarmee zet je overbodige bevoorrading buitenspel. Vergeet hierbij zeker moestuinen op daken niet. Te vaak zien we de mogelijkheden voor ‘het maaiveld’ enkel op straatniveau.

Een andere kans zijn centrale ophaalpunten in of vlakbij de wijken. Daarmee kan je de wijk autoluwer maken. Niet per se autovrij, want elektrisch deelvervoer past goed binnen de duurzame 15-minutenstad.

Het werk van de ontwikkelaar stopt niet bij de laatste baksteen

Voor het laten landen van de gemeenschappelijke voorzieningen en de collectieve mobiliteit, zijn verschillende digitale en technologische toepassingen nodig. Digitale buurtplatforms helpen om vraag en aanbod bij elkaar te brengen. Smart grids helpen een wijk om zelfvoorzienend te zijn met energie, wat kansen biedt voor duurzame (deel)mobiliteit. En sensoren maken het mogelijk om reisbewegingen te meten, waardoor je na het bouwen van de wijk kan controleren of al je mooie plannen daadwerkelijk effectief zijn. Het werk van de ontwikkelaar stopt tegenwoordig niet meer bij het leggen van de laatste baksteen.

Partijen die zich aan de 15-minutenstad committeren (en dat zijn er veel), moeten zich continu blijven afvragen ‘waarom’ ze dat doen. Zelfvoorzienende bewoners zijn daarin de sleutel. Als je hen helpt wonen en werken beter te combineren, hoeven ze daarvoor minder op pad. Laten we woningen en wijken daarom anders en vooral intelligenter inrichten. Stapel functies voor efficiënt dubbelgebruik. Laten we met zijn allen het beste halen uit de beperkte ruimte in onze steden. Maar vooral uit onze directe woonomgeving.

Dit bericht delen via:

Gerelateerde artikelen