Dit artikel verscheen eerder in vakblad BT. Meer informatie of een abonnement aanvragen? Klik dan hier.
Vakblad BT wierp deze vraag op nadat de Adviesraad voor Internationale Vraagstukken (AIV) van oud-minister Bert Koenders het kabinet in maart al opriep om onder druk van de geopolitieke spanningen haar schroom jegens een Europees industriebeleid te laten varen.
Minister Micky Adriaansens van Economische Zaken en Klimaat (EZK) lijkt die boodschap te hebben omarmd. Afgelopen vrijdag liet zij aan de Tweede Kamer weten dat het kabinet op ‘strategische afhankelijkheden’ gaat letten. In haar industrienota kondigt ze ‘strategisch en groen industriebeleid’ aan.
Nederland moet meer gaan investeren in strategisch belangrijke sectoren zoals quantumtechnologie, waterstof en halfgeleiderindustrie, stelde de AIV eind maart in het rapport ‘Slimme industriepolitiek: een opdracht voor Nederland in de EU’. De adviesraad schreef het rapport in opdracht van het Nederlandse kabinet.
Dat diende de adviesaanvraag al in mei 2021 in. Het kabinet wilde advies inwinnen over hoe het zich moet positioneren in het debat rond ‘actief en sturend ingrijpen’ van overheden in industriële marktprocessen voor publieke doelen als vergroening, digitaliseren en strategische weerbaarheid.
In Brussel, Parijs en Berlijn is daar steeds meer steun voor. Eerst tot afgrijzen van Nederland, dat een van de steunpilaren is van een liberaal Europa waarin de interne markt vrij is van concurrentievervalsende interventies. ‘De gedachte aan een industriebeleid, en zeker een Europees industriebeleid, deed bij beleidsmakers in Den Haag tot voor kort de alarmbellen rinkelen’, schreef de AIV in haar rapport.
'De gedachte aan industriebeleid deed bij beleidsmakers de alarmbellen rinkelen'
Sinds de jaren ’80 ligt industriepolitiek zeer gevoelig in Nederland. Toen vond een parlementaire enquête plaats naar aanleiding van de miljarden aan overheidssubsidie die sinds de jaren ’70 in het scheepsbouwconcern Rijn-Schelde-Verolme waren gepompt. Dat ging desondanks in 1983 ten onder.
Duitsland en Frankrijk
Industriebeleid betekent feitelijk het toestaan van overheidssteun. En dat zou ten koste kunnen gaan van Nederlandse handelsbelangen. Daarnaast zou het streven naar ‘Europese kampioenen’ de maakindustrie in kleinere lidstaten in het nauw kunnen drijven als dit in de praktijk vooral Duitse en Franse kampioenen blijken te zijn, zo beschrijft de AIV de Nederlandse gevoelens.
Meer recent kwamen daar volgens het adviesorgaan nog zorgen bij over mogelijke wrevel bij internationale partners als de Verenigde Staten, vanwege het streven van de EU naar ‘strategische autonomie’. Bij de presentatie half februari van de ‘European Chip Act’ door de Europese Commissie, die de Europese halfgeleiderindustrie een boost moet geven, reageerde minister Adriaansens aanvankelijk nog afwerend. Europese samenwerking is noodzakelijk, verklaarde ze, maar het kabinet beoordeelt het EU-voorstel mede vanuit het uitgangspunt dat de markt zélf zijn werk kan blijven doen.
Strategische autonomie
Door de inval van Rusland in Oekraïne op donderdag 24 februari heeft het begrip strategische autonomie opeens een nieuwe lading gekregen. Waar haperende toeleveringsketens tijdens de coronapandemie de risico’s van de afhankelijkheden al pijnlijk blootlegden, heeft de oorlog in Oekraïne het westen definitief uit de winterslaap gehaald.
Ook Nederland is voor de levering van essentiële goederen en diensten afhankelijk van grootmachten, die ons veel minder welgezind zijn als in het verleden soms gemakshalve werd aangenomen. Door de afhankelijkheid van Russisch gas is Europa feitelijk speelbal van president Poetin, om het nog maar niet te hebben over medicijnen en computerchips (China) en veiligheid (Verenigde Staten). De roep binnen Europa om een nieuwe industriepolitiek klinkt opeens niet zo gek meer.
Het begrip strategische autonomie heeft opeens een nieuwe lading gekregen
‘Helder industriebeleid’
De aanbevelingen van de AIV gaan vooral over de opstelling van het kabinet in het debat over een Europese industriepolitiek. Zo wijst de adviesraad op de mogelijkheid om naar Frans-Duits voorbeeld werkgroepen op te richten ter identificatie van grensoverschrijdende ecosystemen. Een andere mogelijkheid zijn partnerschappen voor grensoverschrijdende strategische waardenketens, waarin de Nederlandse industrie en kennisinstituten een belangrijke schakel vormen.
De overkoepelende aanbeveling van de AIV aan het kabinet is om Nederland proactief te positioneren in het EU-industriebeleid. Dat veronderstelt volgens de adviesraad een ‘helder industriebeleid’ op nationaal niveau. ‘Indien Nederland op dit punt achterblijft ten opzichte van omringende landen (Duitsland, België, Frankrijk en ook het VK), zal het vestigingsklimaat relatief minder aantrekkelijk worden, vooral in technologisch hoogwaardige ecosystemen en sectoren van belang voor de vergroening van de economie, zoals halfgeleiders en waterstof’, schrijft de AIV.
Incentives en.... fysieke ruimte
De mogelijkheid om ‘incentives’ te geven is volgens René Buck, oprichter en directeur van adviesbureau Buck Consultants International (BCI), een belangrijke pijler waar een industriepolitiek op leunt. Brussel schort hiervoor de strenge Europese regels op, die staatssteun aan individuele bedrijven verbieden.
Een andere ‘cruciale’ factor die Buck noemt is de beschikbaarheid van fysieke ruimte. Buck ziet een stroom aan ‘megaprojecten’ op Europa afkomen. Die omschrijft hij als projecten met een minimale investering van 1 miljard euro, een ruimtebeslag van minimaal 100 hectare, werkgelegenheid voor meer dan 1.500 mensen, en ‘substantiële multipliereffecten’.
Meest in het oog springend zijn de twee megafabrieken die chipproducent Intel gaat bouwen bij Magdeburg. De Duitse overheid neemt een significant deel van de bouwkosten voor haar rekening. Brussel stemt daarmee in. Intel koos voor Magdeburg en niet voor silicon-hub Dresden vanwege de ruimte. Het complex van Intel krijgt de omvang van een kleine stad. Deelstaat Saksen kon de benodigde ruimte niet bieden. Saksen-Alhalt leverde een locatie van 300 hectare, waar Intel uit de voeten kan.
Shovel ready sites
‘Ruimte is harde eis. Ruimte is een knock-out factor in de eerste screening. Je moet in elk geval weten of je ergens überhaupt terecht zou kunnen. Als dat kan, dan gaan andere locatie-eisen een rol spelen’, zegt Buck, die verwacht dat de stroom aan megaprojecten in Europa doorzet. ‘Ik heb het niet over megadistributiecentra of megadatacenters, maar over hoogtechnologische fabrieken voor elektrische auto’s, batterijen, hernieuwbare energie of de biofarma-industrie die economisch van grote toegevoegde waarde kunnen zijn.’
‘Ruimte is een knock-out factor'
Het zijn ook de sectoren die Europa in meer of mindere mate als ‘strategisch’ aanduidt. Buck: ‘Ik denk daarom dat het de moeite waard is om te bestuderen of we voor dit soort fabrieken de condities kunnen creëren om ze in Nederland te laten landen.’ Die condities zijn volgens hem beschikbaarheid van talent en de genoemde incentives, maar ook zogeheten ‘shovel ready’-locaties waar alle ruimtelijke-ordeningsprocedures al zijn doorlopen en een bedrijf in principe direct kan bouwen. ‘Als je voor dit soort fabrieken wilt gaan, zul je je ook strategisch moeten opstellen.’
Concurreren of samenwerken
Theo Föllings, manager business development van Ontwikkelingsmaatschappij voor Oost Nederland (kortweg Oost NL), onderschrijft de achterliggende doelstellingen van een nieuwe Europese industriepolitiek. Maar hij waarschuwt dat Nederland niet moet verzanden in een concurrentiestrijd met Frankrijk en Duitsland om de grootste fabrieken. ‘Ik denk dat we in eerste instantie moeten nadenken in hoeverre we met een eigen industriepolitiek kunnen aansluiten bij een Europese industriepolitiek. Welke rol kunnen wij daarbinnen spelen?’
Föllings komt met een voorbeeld uit zijn eigen regio. In plaats van concurreren met de regio Münster ondersteunden de provincie Overijssel, Oost NL, het ministerie van Defensie en daarnaast diverse private partijen de poging van de regio Münster om in Duitsland een grote testbatterijfabriek inclusief een R&D-centrum binnen te halen. Daarmee was 750 miljoen euro aan investeringen gemoeid.
‘Wij realiseerden ons dat er veel te winnen was voor Münster en Enschede, om juist vanuit een kennisrol aan te sluiten, met de Universiteit Twente en andere bedrijven en kennispartijen. Er lopen nu gesprekken over onderzoeksprogramma’s. Daarvoor maken we ook kans op Europese funding, juist vanwege die grensoverschrijdende samenwerking.’
Produceren of innoveren
Daarnaast stelt Föllings dat zodra je een industrie binnenhaalt, deze ook moet kunnen wortelen: een nieuw economische activiteit moet aansluiten bij het DNA van een regio of land, bij daar al aanwezige kennis.
Dat ging volgens hem verkeerd bij de vestiging van computerbedrijf HP in Noord-Nederland, dat volgens hem alweer snel vertrok naar Polen. Ook Tesla is alweer gestopt met de afbouw van de Model S en -X in Tilburg, nadat de assemblagefabriek tien jaar terug met veel gejuich werd binnengehaald. Maar voor waterstof heeft Nederland (als gasland) volgens Föllings de juiste knowhow om verder te groeien. Grootschalige investeringen in waterstoftechnologie zouden daarom wel goed kunnen landen.
Nederland moet vooral doen doen waar het zelf goed in is
De kern van Föllings’ betoog is dat Nederland zich moet aansluiten bij de Europese agenda en daarbinnen vooral moet doen waar het zelf goed in is. In de strijd rond vierkante meters en financiële prikkels legt Nederland het volgens hem af tegen landen zoals Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. En zeker tegen Duitsland, dat met een gerichte industriepolitiek haar status als productiestandplaats probeert hoog te houden.
Bundelen... of spreiden
Nederland kan zich volgens Föllings beter richten op de ontwikkeling van nieuwe technologieën, bijvoorbeeld fotonica voor de nieuwe generatie chipfabrieken. ‘Dan heb je een kennisvoorsprong van waaruit je voort kunt snellen, voorbij de grote reuzen.’
Daarnaast werpt hij de vraag op of het bundelen van dit soort ‘enorme grootschalige productielocaties’, Europa ook niet enorm kwetsbaar maakt. ‘Meerdere goed over Europa gespreide smart productielocaties in dito gespecialiseerde ecosystemen is hierin een adequaat antwoord. En dan komt Nederland weer wel in beeld, waarbij de succesvolle semicon-productielocatie in Nijmegen en het daaraan gekoppelde ecosysteem in Nederland, een prachtig voorbeeld is.’