De beste slimme toepassingen en diensten leggen een zo klein mogelijke claim op de openbare ruimte. Dat bepleit Jan Adriaenssens, directeur publieke technologie bij het Belgische onderzoekscentrum Imec. Slimme concepten die wel een ruimteclaim hebben, zoals mobiliteitshubs, moeten efficiënt geplaatst worden.
Slimme mobiliteitsinnovaties in de openbare ruimte vervullen een belangrijke bij het verbeteren van de stad. Sensoren meten waar verkeersproblemen ontstaan en geven een seintje bij overlast en piekdrukte. En elektrisch deelvervoer en mobiliteitshubs maken de vervuilende en ruimteslokkende auto minder nodig. Dit soort ontwikkelingen dragen zo bij aan leefbare, gezondere steden die het welzijn van inwoners vergroten.
Gemeente moet opletten
Maar de elektrificatie van de stedelijke omgeving legt mogelijk juist een verdere claim op de openbare ruimte, aldus Adriaenssens. Laadinfrastructuur, geparkeerd deelvervoer en slimme lichtmasten zijn hard nodig om van duurzaam vervoer de norm te maken. Zij hebben echter een lage ‘return on investment’, wat betekent dat dergelijke toepassingen voor de langere termijn geplaatst moeten worden om rendabel te zijn. Duurzaamheidsdoelstellingen kunnen volgens Adriaenssens druk zetten op lokale overheden om technologische toepassingen versneld te plaatsen op minder ideale locaties.
Daarom moeten gemeenten waken dat de slimme toepassingen niet voorbijgaan aan hun doel. ‘Vooral in woonwijken moeten we niet willen dat er overal laadpunten en andere objecten komen te staan op plekken waar nu nog geparkeerd wordt’, zegt Adriaenssens. Volgens hem is het nú noodzaak om na te denken over de juiste locaties voor slimme stad-concepten, om zo voldoende stadsruimte veilig te stellen waar ‘geleefd kan worden’.
De Belgische onderzoeker roept op om leefbaarheid voorop te stellen bij de invulling van slimme steden. Ruimte die vrijkomt door autoluwe maatregelen als het verlagen van de parkeernorm, moet vooral naar groenvoorzieningen en ruimte voor ontmoeting. Dat is absolute noodzaak, zegt hij.
Netto levert de slimme stad overigens juist wel ruimte op, zegt Adriaenssens. Een vast gebruiker van deelmobiliteit is tenslotte geen eigenaar meer van meerdere eigen vervoersmiddelen. En een laadpunt kan net zo goed worden verwerkt in een lantaarnpaal, waardoor er per vierkante meter soms meerdere functies gecombineerd worden.
Integraliteit is de oplossing
Adriaenssens merkt dat gemeenten ruimtelijke inrichting in combinatie met elektrificatie en de mobiliteitstransitie, een moeilijk onderwerp vinden. Hij benadrukt dat spanningsveld: ‘Ambtenaren zijn in de breedte voorstander van elektrificatie en slimme toepassingen, zolang die de leefbaarheid vergroten. Maar ze leggen verschillende tegenstrijdige claims op de openbare ruimte. Daardoor is niet iedereen overtuigd van de manier waarop je technologische en innovatieve oplossingen inpast.’
‘Welke doelen stel je als gemeente voor je ruimtelijke invulling? En waar geef je ruimte aan deze toepassingen?’, voegt Arjen Hof, CTO bij WeCity, toe. ‘De inrichting van de stad begint altijd bij wie het gebruikt en waarom. Zo kan je bepalen waar je iets neerzet en hoe. Het voordeel van digitalisering is dat gemeenten de locatie ervan steeds beter kunnen onderbouwen met data in plaats van op gevoel.’
Adriaenssens en Hof opperen daarnaast dat er zoveel mogelijk gebruik gemaakt moet worden van bestaande infrastructuur, veelal bestemd voor mobiliteit. Een voorbeeld is het E-lympic Mobility Hub op het Stadionplein in Amsterdam-Zuid. Op de plek van een benzinestation komt straks een verzamelplek voor elektrisch vervoer. Ook in de buurt van het Olympisch Stadion, zoals bij de ondergrondse parkeergarage of de metrohalte er vlakbij, zijn mogelijkheden om bestaande infrastructuur te benutten zonder extra ruimte in te nemen voor andere functies.
Hof en Adriaenssens zien dat de ruimtelijke indeling met de komst van veel slimme concepten, extra ingewikkeld is geworden en over grenzen van gemeentelijke afdelingen en organisaties heen gaat.
‘Als je een lichtmast voor meerdere doelen wilt gebruiken, vergt dat afstemming tussen de beheerafdeling van de gemeente, de verkeersafdeling en de milieuafdeling. Ook het energiebedrijf en de glasvezelexploitant spelen hierin een rol', zegt Hof. Doordat de hoge eenmalige kosten voor innovatieve concepten en hun langjarige baten over meerdere partijen verdeeld zijn, maakt dit het slim plaatsen ervan extra belangrijk.
Slim, niet leidend
Wel voegt Hof eraan toe dat de ‘slimme stad’ niet hoeft te betekenen dat de digitale of innovatieve oplossing leidend is. Zij moet vooral ondersteunen. Soms is een digitale oplossing als een sensor nodig, soms kan een ouderwetse fysieke ingreep als een grastegel de stad al duurzamer maken. Ook voor duurzame mobiliteit geldt dit gegeven. Hof: ‘Hoe vergelijk je die oplossingen? Met de groeiende digitalisering is het er niet eenvoudiger op geworden. Het digitale component voegt een extra laag toe aan het werkveld van planologen en stedenbouwkundigen.’
Adriaenssens en Hof zien ambtenaren en planologen in veel steden al met een andere bril kijken naar innovatieve toepassingen. Innovatieve, maar ruimte innemende diensten winnen het steeds minder van procesmatige slimmigheden. Adriaenssens: Je ziet steeds meer dat de slimme stad en haar technologie onzichtbaar moeten zijn: feilloze logistiek, het aantal verkeersdoden naar nul en gezondere inwoners. Daar moet de slimme stad om draaien.’