De corporaties en het Rijk spreken af dat de sociale huisvesters tot 2030 50.000 middenhuurwoningen bouwen. Daarbij moeten de corporaties een deel van hun (nieuwe) middenhuurwoningen met voorrang toewijzen aan sociale huurders. Dat moet doorstroom bevorderen, schrijft minister De Jonge in een brief aan de Tweede Kamer.

De 50.000 middenhuurwoningen moeten een ‘evenwichtige mix’ worden van huizen met een maandhuur tussen de 850 en 1.000 euro. De precieze mix wordt uitgewerkt in regionale woondeals. Die worden vervolgens weer vertaald naar lokale prestatieafspraken met de gemeenten.

Afschaffen markttoets

Om de middenhuurambities waar te maken, is het volgens de corporaties ‘noodzakelijk’ dat de markttoets wordt afgeschaft. Deze toets door de gemeente toont of een corporatie zich in het speelveld van marktpartijen begeeft. Voordat een corporatie middenhuur in een gebied mag bouwen, moet worden aangetoond dat de markt de opgave laten liggen. Als dat niet het geval is, moet de corporatie zich tot haar kerntaak sociale huur beperken.

Om de bouw van middenhuurwoningen door de corporaties te vlotten, schafte oud-minister BZK Kajsa Ollongren de markttoets al tijdelijk af. Minister De Jonge zal deze opschorting in 2024 evalueren en kijken of definitieve afschaffing van de toets nodig is. Als de markttoets uiteindelijk niet wordt afgeschaft, kunnen corporaties niet worden gehouden aan de toezegging om 50.000 middenhuurwoningen te bouwen, staat in de afspraken.

Verder gaan corporatiekoepel Aedes en de minister in overleg over de financieringsmogelijkheden voor de middenhuur, met als doel om eventuele financiële belemmeringen weg te nemen.