De partijen spreken af dat de corporaties tot 2030 250.000 nieuwe sociale huurwoningen bouwen. VRO-minister Hugo de Jonge maakt daarvoor met de provincies harde afspraken, met fasering, hoeveel woningen op welk moment worden gerealiseerd, en op welk moment daarvoor locaties beschikbaar komen. De taakstellingen per provincie worden uiterlijk eind dit jaar samen met de gemeenten woningcorporaties vertaald naar regionale woondeals.
Tegenover deze nieuwbouw staan sloop en verkoop van woningen uit het huidige sociale huurbestand. Dat is geen doel op zich, staat in de concepttekst, maar kan volgens de partijen nodig zijn voor een ‘gebalanceerde voorraad’ of de bedrijfsvoering van een corporatie.
Uiteindelijk streven de partijen naar een netto groei van de sociale huurvoorraad van ‘ten minste 100.000 woningen in 2030’, staat in het concept, ‘om hiermee te voldoen aan de groeiende behoefte aan betaalbare huurwoningen.’ Een bron meldt dat dit exacte getal in een nieuwere versie van de prestatieafspraken ontbreekt, maar dat de plannen inhoudelijk ongewijzigd zijn.
Als de ambitie waar wordt gemaakt, zou Nederland in 2030 ongeveer evenveel gereguleerde corporatiewoningen hebben als in 2013. Toen telde Nederland 2.177.856 sociale huurwoningen, blijkt uit data van corporatiekoepel Aedes. In de daaropvolgende jaren liep dat aantal gestaag terug, door lage nieuwbouwcijfers en relatief veel verkoop, sloop en huurverhogingen waarbij de woningen buiten het gereguleerde segment vielen. In 2020 stond de teller op 2.077.388. Een vermindering van bijna precies 100.000.
Cijfers over 2021 zijn nog niet bekend. Een kleine groei van het aantal corporatiewoningen in dit jaar is aannemelijk, gezien de kleine plussen in de laatste jaren. Daarmee is het verschil tussen 2013 en 2030 alsnog niet erg groot.
Het ministerie van BZK, Aedes en VNG wilden vragen van Stadszaken over de prestatieafspraken niet beantwoorden