Dit artikel staat in ROm juni 2022, het maandelijkse vakmagazine voor de fysieke leefomgeving en gratis voor beleidsambtenaren en gekozen politici in dat domein. Neem een thuisabonnement.

Begin februari nog sprak het Ministerie van Defensie de verwachting uit dat het gebouwen en terreinen gaat afstoten, en dat ‘sluiting van kazernes’ een serieuze optie is. Defensie is gemeten naar het aantal gebouwen (ruim 11.000 stuks) en locaties (450) de grootste onroerendgoedeigenaar van Nederland. In het Strategisch Vastgoedplan van het ministerie uit 2019 en verschillende onderzoeken van de Algemene Rekenkamer, werd geconstateerd dat de vastgoedportefeuille niet meer doelmatig is. Veel gebouwen kampen met achterstallig onderhoud en voldoen niet meer aan de wettelijke gebruiksnormen.

Met haar beperkte investeringsbudget kan Defensie hooguit pleisters plakken, zegt planoloog Willemien Vlas, coördinerend beleidsmedewerker op het Directoraat-Generaal Beleid van het Ministerie van Defensie. Volgens haar gaat er noodgedwongen veel geld naar correctief onderhoud waardoor onvoldoende overblijft voor stelselmatig onderhoud en investeren. Tijdens een werkbezoek op 1 maart aan Den Helder reageerde staatssecretaris van Defensie Christophe van der Maat geschokt op de toestand van de huisvesting van militair personeel en beloofde er alles aan te zullen doen om de situatie te verbeteren.

‘Op een gegeven moment kom je erachter dat je eigenlijk niet meer gezond bent’, zegt kolonel van de luchtmacht Olav Spanjer, werkzaam op hetzelfde Directoraat-Generaal Beleid dat is gevestigd in het gebouw van de centrale Defensietop op het Plein in Den Haag. ‘De infrastructuur (alle bezit van Defensie buiten materieel om, red.) van Defensie ging gebukt onder decennialange bezuinigingen. Als je aan de luchtmacht, de landmacht en ook de marine vraagt om mee te denken over bezuinigingen, dan is er geen enkele operationele commandant die graag vliegtuigen, tanks of schepen inlevert. Vastgoed heeft daar best onder te leiden gehad.’

Tanks en bruggen

Ernstiger misschien nog voor de slagkracht van een effectieve legermacht is de toestand van bruggen en andere weginfrastructuur. Krap vijf jaar geleden uitte toenmalig Commandant der Strijdkrachten (CdS) Rob Bauer op een infrastructuurcongres daar in elk geval zijn grote zorgen over. Defensiedoelstellingen worden volgens hem zelden meegenomen in het ontwerp van infrastructuren terwijl de meeste infrastructuren een militaire oorsprong hebben, hield hij een zaal met infrabeheerders voor.

‘Weginfrastructuren en kunstwerken als bruggen zijn al lang niet meer gedimensioneerd op het verplaatsen van zwaar materieel. (...) Voor transport van zwaar materieel ben je daarom aangewezen op het spoor. Maar spoorinfrastructuur is door privatiseringen versnipperd en daardoor zelden terstond beschikbaar. Je bent dus een partij tussen de vele partijen, of je het nu leuk vindt of niet’, aldus Bauer op het congres in november 2017 waar hij al waarschuwde voor toenemende agressie vanuit Rusland. 

De komende tijd zal duidelijk worden wat de ontwikkelingen aan de oostgrens van het NAVO-gebied Europa precies gaan betekenen voor de veiligheidsstrategie in Europa en de rol van de Nederlandse defensieorganisatie. Zeker is dat de Russische inval in Oekraïne en de dreigende taal van president Vladimir Poetin aan het adres van het NAVO-bondgenootschap een omslag in het denken tot gevolg heeft.

Koude oorlog

Het is nog maar enkele decennia geleden dat de legerorganisatie een grote invloed had op de inrichting van Nederland. ‘Defensie is altijd een sterk bepalende factor geweest’, zegt Vlas. ‘Kijk bijvoorbeeld naar de Vestingwet en het weer opheffen daarvan, de Stelling van Amsterdam en de andere verdedigingslinies in het landschap.’

Defensie zat in de jaren ’60, middenin de Koude Oorlog, nog nadrukkelijk aan tafel bij provinciale en Rijksplanologische commissies. Maar van een aparte status van Defensie bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen is al lang geen sprake meer. Defensie schuift samen met andere stakeholders aan bij het totstandkomingsproces van ruimtelijke plannen, als ze belanghebbende is. Zo deed Defensie mee aan het voorbereidingstraject van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI).

Daarnaast heeft er op het Directoraat-Generaal Beleid een verandering in het denken plaatsgevonden, waarbij er van het puur afbakenen van het eigen defensiebelang veel meer vanuit integrale doelen wordt gekeken waar Defensie als deelbelang op kan meeliften: een benadering waarin de filosofie van de Omgevingswet schuilgaat.

‘Ons verhaal is niet veranderd. Je ziet alleen dat de omgeving het nu beter begrijpt’

Vlas: ‘De samenleving is veranderd en ook ruimtelijke belangen zijn de laatste decennia veel schurender geworden. Dat neemt alleen maar toe. Wij zijn een speler in het veld geworden. Ook bij Defensie is het besef geland dat je als Rijk tot integrale plannen moet komen. Dat verdient de burger. We willen kansrijke koppelingen leggen met andere maatschappelijke vraagstukken op plekken waar dat kan. We hopen dat in de toekomst nog actiever te doen. Je ziet tegelijkertijd dat naarmate de veiligheidssituatie internationaal weer wijzigt, we weer prominenter in beeld komen als speler in het ruimtelijk domein.’

Spanjer: ‘Wat ik afgelopen tien jaar merkte is dat de vanzelfsprekendheid waarmee wij de beschikking hadden over ruimte om te varen, te oefenen, te vliegen en te schieten onder druk stond. Dat snap ik. Ruimte is schaars in Nederland, of het nu om geluid gaat of andere zaken: iedereen vecht om hetzelfde stukje ruimte. De grote verandering sinds donderdag 24 februari is dat de omgeving opeens beter snapt dat er voor defensiedoeleinden ook ruimte nodig is.’

‘Het aantal klachten uit de omgeving van Vliegbasis Volkel is met circa 80 procent gedaald. Omwonenden realiseren zich dat er militairen naar de oostflank van het NAVO-gebied moeten worden gevlogen. Een notoire klager die wel dertig e-mails per week stuurde liet via een mailtje weten zijn klachten tot nader orde op te schorten. Ons verhaal is niet veranderd. We hebben een grondwettelijke taak. Die is niet veranderd. Je ziet alleen dat de omgeving het beter begrijpt.’

Vaker en groter oefenen

Patrick Bolder, Strategisch Adviseur Militaire Ruimte en Onbemande Systemen bij het Haagse Centrum voor Strategische Studies (HCSS), verwacht niettemin dat er rond geluid nog de nodige discussie gaat plaatsvinden. Zo is Defensie na sluiting van de vliegbases Soesterberg en Valkenburg voor de stationering van de nieuwe F35’s aangewezen op vliegbases Leeuwarden en Volkel.

‘Het is de vraag of de geluidsruimte op Leeuwarden en Volkel afdoende is voor de F35’s en de onbemande toestellen samen. Ik denk dat een nieuw hoofdstuk is geopend en de infrastructuur sterk moet worden verbeterd. Defensie heeft nog wel genoeg oefenterreinen, maar er staat wel een enorme druk op het aantal oefenterreinen en kazernes vanwege milieueisen en Natura2000-gebieden.’

Hij gelooft evenwel niet dat de oorlog in Oekraïne een échte gamechanger is voor de defensieorganisatie. Wel dat knellende ruimteclaims duidelijker aan de oppervlakte komen. ‘Zeker als we naar een hogere paraatheidstatus moeten, denk ik dat er vaker en met grotere eenheden geoefend gaat worden. Daar is in Nederland niet zoveel ruimte voor.’

‘Ook de geluidsruimte rond schietterreinen zal niet verder ingeperkt worden’

Heropening van Vliegbasis De Peel moet in extra geluidsruimte voorzien die rond de basis beschikbaar is. Bolder: ‘Ik denk dat de oorlog in Oekraïne erin zal resulteren dat alle geluidsruimte die er rond de vliegbases nog is, in elk geval niet verder wordt ingeperkt. Ook de geluidsruimte rond schietterreinen zal niet verder ingeperkt worden zoals die rond het NAVO-schietterrein De Vliehorst op Vlieland.’

‘Ik geloof dat er nieuwe heroverwegingen komen waarbij milieuorganisaties écht het onderspit gaan delven als zij enkel ruimte willen voor natuurwaarden.’ Bolder wil wel een misverstand rechtzetten dat natuurwaarden en militaire ruimte met elkaar in tegenspaak zijn. ‘Militaire gebieden hebben vaak juist hoge natuurwaarden, omdat niemand er komt. Die paradox snappen mensen vaak niet.’

Dubbelgebruik en flexibiliteit

De defensieorganisatie zet al in op dubbelgebruik, zoals nu al oefenterreinen in het weekend opengesteld zijn voor het publiek. Daarnaast studeert de defensieorganisatie op nieuwe mogelijkheden van functiecombinaties. Tot nu toe zijn er wat kleinere initiatieven van onderaf geweest, zoals de aanleg van een zonnepark op Vliegbasis Eindhoven. Op Vliegbasis Woensdrecht wordt geëxperimenteerd met duurzame energieopwekking uit zogenoemde Flower Turbines waarvan de wieken anders dan bij conventionele winturbines verticaal op de as staan die met een hoogte van drie meter het vliegverkeer niet hinderen.

Daarnaast lopen in Den Helder en Leeuwarden verkenningen rond de mogelijkheden van opslag van waterstof, vertelt kolonel Spanjer. Ook hij noemt de ontwikkeling van natuurwaarden op militaire oefengebieden, waar de natuur en biodiversiteit volgens hem al goed gedijen. Tot slot zoekt Defensie samen met de omgeving naar flexibele oplossingen. Zo maakte het in Friese Wier met omwonenden van een radarsysteem dat niet aan de nachtelijke geluidsnorm voldoet, de afspraak dat het systeem in avonden en weekenden stilstaat, met een disclaimer dat hiervan kan worden afgeweken zodra er een operationele noodzaak is.

‘We willen adaptief zijn en kunnen opschalen als het nodig is’, vult Vlas aan. ‘Dat brengt ook de vraag met zich mee hoe je de reserveruimte kunt aanhouden die je voor andere doeleinden ter beschikking stelt, maar kan inzetten als het nodig is.’ Concrete locaties heeft Defensie nog niet op het oog.

Spanjer noemt duurzame energieopwekking als mogelijke semipermanente functie tot Defensie de extra ruimte nodig heeft. Vlas: ‘Het begint met de vraag wat écht onze behoefte is, wat je daarvoor qua reserveruimte nodig hebt, en waar die moet liggen. Vervolgens ga je met het lokale bestuur in gesprek over de vraag wat een tijdelijke functie voor zo’n perspectieflocatie kan zijn.’

Ruimtevisie

In maart 2021 adviseerde een interdepartementale werkgroep onder leiding van oud-topambtenaar Hans van der Vlist om de onroerendgoedportefeuille met 35 tot 40 procent te laten inkrimpen.

In februari kondigde de staatssecretaris aan dat hij ambtelijk wil laten verkennen hoe de aanbevelingen geïmplementeerd kunnen worden en hij ‘echt integraal’ naar de vastgoedportefeuille wil kijken, die aansluit bij de behoeftes van de krijgsmacht van de toekomst. Volgens Spanjer concentreert het vastgoedprogramma zich op het vernieuwen en verduurzamen van de portefeuille, zodat deze doelmatiger kan worden aangewend voor de krijgsmacht.

Uiteindelijk zal onderzoek moeten uitwijzen hoeveel gebouwen en terreinen de legerorganisatie nodig heeft. Spanjer: ‘Ik wil niet per definitie zeggen dat we meer ruimte nodig hebben. Maar we moeten kijken hoe we met de ruimte die we hebben onze doelstellingen kunnen verwezenlijken en als dat niet zo is, hoeveel extra ruimte nodig is en waar.’ De ruimtevisie van Defensie zal ergens in de tweede helft van dit jaar klaar zijn.