In 2018 had Nederland 256.000 dure huurwoningen, tegenover 154.000 in 2018, blijkt uit het Woononderzoek 2022. Het ministerie van BZK noemt een huurwoningen duur als de huur hoger is dan duizend euro per maand.
De toename komt door nieuwbouw en door buy-to-let, waarbij beleggers woningen opkopen voor verhuur. De groei komt volledig voor rekening van private aanbieders, want aanbod van dit type woningen door corporaties daalde.
Het aantal middenhuurwoningen, met een huurprijs tussen de liberalisatiegrens van maandelijks 763 euro en duizend euro, is met een totaal van 392.000 nog steeds groter dan het aantal dure huurwoningen. Maar met de groei van die laatste categorie zijn de verhoudingen wel dichter bij elkaar komen te liggen. In 2018 was 38 procent van de vrijesectorhuur duurder dan 1.000 euro per maand, tegenover 46 procent in 2021.
Ook bij middenhuur komt de groei volledig van private partijen. Het aanbod van middenhuur door corporaties liep de laatste jaren terug. Mogelijk kan dit de komende jaren veranderen, want de corporaties willen een grotere rol in dit segment.
Jonge samenwoners huren verhoudingsgewijs vaak in de vrije sector. Ruim een derde van de huurders in het segment is een stel, van wie bijna de helft jonger is dan 35 jaar. Volgens BZK komt dit doordat tweeverdieners al snel te veel verdienen om in aanmerking te komen voor sociale huur. Jongeren wonen nu bijna zes keer vaker in vrijesectorhuurwoning dan dat rond de eeuwwisseling het geval was, berekende woningmarktanalist Jasper du Pont op basis van de Woononderzoek-data.
De huurquote ligt relatief hoog in de vrije sector. In het middenhuursegment zijn huishoudens gemiddeld 30,9 procent van hun inkomen kwijt aan huur, en in het dure segment 37,8 procent.
Bron: Kernpublicatie WoON 2021, BZK