Voor alle woonsegmenten daalde de woonquote in de afgelopen zes jaar, meldt het CBS. Deze quote is de totale woonlasten als percentage van het besteedbaar inkomen. Maar die daling is niet gelijk verdeeld. Voor woningeigenaren daalde de quote van naar 27,2 naar 23,4 procent, terwijl er bij sociale huurders en particuliere huurders marginalere dalingen van rond de 1 procentpunt te zien zijn. Particuliere huurders komen uit op de 41,8 procent, corporatiehuurders op 36,3.

De huren stegen de laatste jaren gestaag door. Voor vrijesectorhuurders en sociale huurders samengenomen ging het om een toename van 20 procent in de periode 2015-2021, berekende het CBS. Die stijging zal vooral voor rekening komen van vrijesectorhuurders, doordat huurprijsontwikkeling in het sociale segment strenger gereguleerd is. Ondertussen bleven de woonuitgaven van woningeigenaren de laatste jaren min of meer stabiel en stegen inkomens door. Dat verklaart de woonquotedaling voor deze groep.

Ver boven streefpercentage

Wat als een acceptabel percentage wordt gezien om aan wonen te betalen, is enigszins arbitrair en verandert over tijd en plaats. Het ministerie van BZK streeft naar een woonquotum van maximaal 30 procent. Om dat te halen, zouden particuliere huurders bijna 12 procentpunten minder inkomen aan wonen kwijt moeten zijn.

Daar staat wel tegenover, dat particulier huurders over het algemeen meer verdienen dan corporatiehuurders. Het is daarom moeilijk te zeggen of vrijesectorhuurders door hun woonuitgaven eerder in de problemen komen dan corporatiehuurders. Ter illustratie: een huishouden dat 10.000 euro per maand verdient en 4.000 euro kwijt is aan huur, loopt minder financieel risico dan een huishouden dat 1.500 euro per maand verdient en 500 euro kwijt is aan huur. Ondanks de hogere woonquote voor het eerste huishouden.

Minder woongenot

Tegenover de hogere woonquota voor huurders, staat lager woongenot, blijkt ook uit de analyse van het CBS. Gemiddeld was 86 procent van de huishoudens in 2021 tevreden met de woning, opnieuw met grote verschillen tussen huurders en eigenaren. 95 procent van de eigenaren was tevreden, tegenover 72 voor huurders.

In vergelijking met het WoOn 2018 steeg het woongenot licht, met 1 procentpunt. Vooral onder huishoudens in een huurwoning nam de tevredenheid af. In 2009 was nog bijna 81 procent van de hurende huishoudens (zeer) tevreden met de woning.