Dit artikel verscheen eerder in vakblad ROm. ROm is gratis voor ambtenaren in het domein van de fysieke leefomgeving. Neem nu een (thuis-) abonnement
Nederland komt piepend en krakend tot stilstand. Ontbrekende netwerkcapaciteit in grote delen van het land beletten de aansluiting van nieuwe bedrijfslocaties op elektra. Door een tekort aan ruimte voor werken, dreigt reshoring van cruciale productieonderdelen door Europese en Aziatische bedrijven aan Nederland voorbij te gaan. En ooit ongeremde stikstof-uitstoot door de intensieve veehouderijen zet een rem op broodnodige bouwactiviteiten.
Het is zo erg, dat de Arbeidsinspectie onlangs de noodklok luidde. Zo trok inspecteur-generaal Rits de Boer de wrange conclusie dat Nederland geen andere optie heeft dan de bevolkingsomvang te stabiliseren en dus de arbeidsmigratie te beperken. Op de korte termijn, omdat huisvesting voor arbeidsmigranten die niet aan de normen voldoet een harde beperkende factor is.
En op de lange termijn, omdat élk van de problemen die de Nederlandse samenleving heeft – woningmarkt, ongelijkheid, CO2, stikstof enzovoort – alleen maar groter wordt als de bevolking (en dus de omvang van de economie) groeit, schreef De Boer in het jaarverslag van de Arbeidsinspectie.
Tot nog toe waren het enkel politieke partijen als de PVV, FvD en JA21 én omroep Ongehoord Nederland die een dergelijk geluid lieten horen. Ook demograaf Jan Latten, sinds hij niet meer verbonden is aan het Centraal Bureau voor de Statistiek, laat zich regelmatig kritisch uit over de omvang van de immigratie die volgens hem maatschappij-ontwrichtend werkt.
Fors migratieoverschot
Heeft De Boer gelijk? Ja en nee.
Eerst de cijfers. In totaal vestigden zich in Nederland over 2021 zo’n 250.000 mensen, bijna anderhalf keer zoveel als de ongeveer 180.000 baby’s die dat jaar zijn geboren. Omdat in dezelfde periode ongeveer 140.000 mensen uit Nederland vertrokken en er 163.000 stierven, kwam het migratiesaldo op ongeveer 110.000 uit tegenover een verwaarloosbaar geboortesaldo van 16.000 nieuwe zielen. Bijna een factor 7 verschil.
Al met al groeide de bevolking van Nederland in 2021 met 118.000 inwoners tot bijna 17,6 miljoen. En die groei werd dus voornamelijk veroorzaakt door immigratie. Sterker: zonder immigratie zou de bevolking in de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Noord-Brabant al stabiliseren, mede door een binnenlands vestigingstekort. Enkel door migratie lieten deze drie provincies alsnog een forse groei zien.
Alleen in 2019 was de netto migratie-instroom in Nederland groter, verklaarde CBS-onderzoeker Ruben van Galen op Stadszaken.nl. Hij bracht de hoge immigratiecijfers van 2021 vooral in verband met het economisch herstel, waardoor er veel behoefte is aan arbeidsmigranten.
Tien miljoen
Werkgeversorganisaties reageerden als door een wesp gestoken op de suggestie van de inspecteur-generaal van de Arbeidsinspectie. Zij weten niet waar zij hun personeel vandaan moeten halen en de schaarste neemt door de vergrijzing enkel toe.
Maar tegen een grote instroom aan arbeidsmigranten (en economische groei) valt niet te bouwen, moet De Boer hebben gedacht. Maar moeten we dan stoppen met groeien? Dat is koren op de molen van de Stichting de Club van Tien Miljoen van vooral oudere heren, die ‘overbevolking’ als veroorzaker van de meeste problemen in de wereld zien, en willen dat Nederlandse bevolkingsomvang teruggaat naar 10 miljoen.
Een wat problematische gedachte, want ze wekken daarmee de suggestie dat alles wat na hen kwam, te veel is. Bovendien klopt hun analyse niet dat de problemen in de wereld zich recht-evenredig met de bevolkingsgroei ontwikkelen. Wel plegen we roofbouw op de aarde. Maar met verticale landbouwmethoden zoals Plantlab uit Den Bosch die ontwikkelt en inmiddels commercieel heeft uitgerold in de Cariben, is de draagkracht van onze aarde te vergroten.
Toch is het ontegenzeggelijk waar dat een groeiende bevolking druk legt op voorzieningen. En dan kun je verschillende dingen doen. De grens dichtgooien, of bouwen. Of de groei beter over Nederland verdelen. Groei moet gewoon goed gekanaliseerd worden. En dat vereist een goed ruimtelijk beleid.
‘Hele duidelijke keuzes’
In 1965 ging demografen er nog van uit dat Nederland in het jaar 2000 20 miljoen zielen zou tellen. De Rijksplanologische Dienst reageerde met een ambitieus ruimtelijk plan, de Tweede Nota Ruimtelijke Ordening, die de basis legde voor het deconcentratiebeleid, met nieuwe spoor- en snelwegen naar perifere regio’s en grootschalige industriegebieden in Delfzijl en Emmen, die gedimensioneerd werden als grote steden.
De anticonceptiepil belette dat Nederland rond de millenniumwisseling de twintig miljoen aantikte. En de deconcentratieagenda maakte langzaam plaats voor een beleid gericht op met name de Randstad. Totdat de nationale ruimtelijke ordening onder de kabinetten Rutte definitief werd verlaten.
Totdat een nieuwe minister aan de horizon verscheen. Hugo de Jonge is zijn naam. In zijn Kamerbrief over de ruimtelijke ordening van dinsdag 17 mei kondigt hij aan de regie op de ruimte terug te pakken. Tegenover Stadszaken verklaarde hij een ‘nieuw departement’ op te tuigen dat ‘heel duidelijke keuzes’ gaat maken waarop ‘die grote verbouwing’ betrekking heeft. Die nationale keuzes krijgen vorm in nationale programma’s. De ruimtelijke inpassing van de programma’s komt in eerste instantie bij de provincies te liggen. Ruimtelijke keuzes worden uiteindelijk juridisch vastgelegd in algemene maatregelen van bestuur. ‘Dat maakt dat je in de optelsom eigenlijk een veel krachtigere manier hebt om te sturen in de ruimte’, aldus De Jonge een dag later op het Novi-Congres.
In zijn brief deed hij warempel een voorzet richting een nieuw deconcentratiebeleid. ‘Het kan verstandig zijn om ontwikkelingen in het stedelijk netwerk meer in balans te brengen, en daardoor de ontwikkeling in zuidelijke, oostelijke en noordelijke delen van Nederland te vergroten...’ aldus De Jonge. Als je niet in de hoogte kunt groeien, moet je in de breedte groeien. Dat besef lijkt terug van weggeweest.