Met voorsprong de grootste groep bestaat uit kledingwinkels, goed voor ruim 16 procent van alle fysieke winkels, berekende het CBS. Toch komt de grootste groei voor rekening van winkels in brood, banket en zoetwaren. Die groeiden met 4,7 procent het meest in aantal. Daarna volgen supermarkten en winkels in overige voedingsmiddelen (beide 4,4 procent). 

De groei van de winkels in food zorgde er niet voor dat er meer winkels zijn dan in 2010. Toen waren er ruim 13.000 fysieke winkels meer in het straatbeeld dan nu. Vergeleken met twee jaar geleden, net voor de coronacrisis, nam het aantal winkels vorig jaar met 0.7 procent af.  

De stijging van het aantal winkels vond plaats in iets meer dan de helft van de gemeenten. Procentueel gezien deden vooral Vlieland, Bergen en Renswoude het erg goed, met bijna een vijfde meer winkels. In Oostzaan en Lopik daarentegen sloot bijna tien procent van de winkels de deuren. Onder de grote steden was er vooral groei in Haarlemmermeer (4,3 procent) en Nijmegen (2,5 procent). 

Op provinciaal niveau was de groei het sterkst in Zuid-Holland (1,5 procent) en Overijssel (1,2 procent). Alleen in Groningen nam het aantal winkels af (-0,7 procent). Webwinkels blijven het overigens goed doen. Net als in 2020 steeg het aantal webwinkels in 2021 opnieuw fors, met 28 procent.