Hekken langs parkeerplaatsen of speeltuinen, om bedrijfskavels of sportvelden, bij stegen, langs infrastructuur, en op plekken waarvan je denkt: wat doet dit hek hier eigenlijk? Hekken zijn overal, maar vormen in ons ruimtelijke instrumentarium slechts bijzinnen. Omgevingsvisies hebben er weinig meningen over, vele worden zelfs vergunningsvrij neergezet. In tegenstelling tot bij woningen, parkeerplaatsen of groen komen verhitte discussies over hekken maar weinig voor.
Hekken: de harde klank van het woord verraadt al dat het iets onprettigs uitdrukt. Of ze nu transparant zijn of massief – een muur is een ondoorzichtig hek - ze staan symbool voor gevaar, verdeling en uitsluiting. Een lelijk, noodzakelijk kwaad? Hoe noodzakelijk zijn ze nu eigenlijk?
Oud ijzer
Jaren terug werd ik als wijkmanager in Den Helder door een actieve bewoner meegenomen naar Fort Kijkduin. Op het mooiste uitzichtpunt van de stad keken we door een drie meter hoog hek van grof kippengaas. Waarom? Op het stadhuis kreeg ik geen antwoord, men wist niet beter, het stond er al decennia. Het beste gesputter was nog ‘dat mensen anders misschien van het duin zouden rollen’. Maar langs andere duinhellingen stonden geen hekken.
Als niemand iets ging doen, dan moesten wij het maar doen. Die bewoner en ik hebben een oud-ijzerhandelaar het hek met gesloten beurzen laten verwijderen. Nooit meer iets over gehoord, behalve af en toe verbaasde opmerkingen over het uitzicht dat zoveel beter was.
We zetten een hek gemakkelijker neer dan dat we er een weghalen. Hekken maken deel uit van de moderne veiligheidsspiraal: bestuurders nemen graag verantwoordelijkheid voor veiligheidsmaatregelen, maar zelden voor het schrappen ervan. Want als het fout gaat, heb jij het gedaan. Je zou dus verwachten dat het aantal hekken elk jaar groeit. Zou het? Tijdens het schrijven van dit stuk zie ik opeens overal hekken, maar dat ligt natuurlijk aan mij. Als je hekken googelt, zie je vooral hekkenhandelaren, het wemelt ervan. Maar cijfers kan ik niet vinden. We hebben de gekste statistieken, waarom niet van hekkendichtheid?
Stedelijkheid
Hekkendichtheid zegt veel over een gebied. Over stedelijkheid bijvoorbeeld. Zo zijn er in Amsterdam-Zuidoost meer hekken dan in Amsterdam-Centrum. Hoe opener de bebouwingsstructuur, hoe vaker hekken onze ruimtes afbakenen. Waar gebouwen verdwijnen, zien we hekken verschijnen. In vooroorlogse stadswijken zijn gesloten bouwblokken eigenlijk al hekken van zichzelf, om hun binnentuinen heen. Alleen zijn dat hekken met huiskamers en bewoners erin. Een gezellige, welkome sfeer, met ogen op straat.
Bij hekken voel je je nooit welkom. Bij dunne bebouwing wordt sociale veiligheid vervangen door hekkenveiligheid. Mensen worden hekken. Dat wordt dan snel een cultuur, een idee dat fysieke buitensluiting van ongenode types iets goeds of zelfs iets onvermijdelijks is. Maar ja, om die dure Herengrachtpanden staan ook geen hekken. Alle types mogen erlangs: dieven, vandalen, pottenkijkers. En het is geen probleem. Zouden bijvoorbeeld sportvelden in een juiste setting ook niet wat vaker zonder hekken kunnen? Goede stedelijkheid maakt veilig en vrij. De onvolprezen Jane Jacobs heeft het in haar boeken maar weinig over hekken gehad, maar dit is ongetwijfeld hoe ook zij het heeft bedoeld.
Gevangenismuren
Waar warme stedelijkheid ontbreekt, kan een uitsluitingscultuur zich versterken tot flinke proporties. Tegen buitenlanders of vluchtelingen bijvoorbeeld. Daar bestaan heel lange hekken tegen, zoals de vroegere Chinese muur, en nu in Hongarije, of tussen Mexico en de VS. Of het Australische rabbit proof fence, maar dan tegen konijnen. Ook die lange anti-vluchtelingenhekken zijn trouwens slecht voor dieren, want die kunnen zich niet meer verspreiden. Daarom was er jaren terug op de Veluwe een plan om zoveel mogelijk hekken weg te halen. Mooi, maar waarom waren ze er ooit neergezet?
Net zoveel hekken hebben juist de bedoeling om mensen of dieren in te sluiten. Hekken om dierentuinen of kindercrèches bijvoorbeeld, of hekken op Fort Kijkduin, tegen van duinen afrollende mensen. Gevangenismuren zijn een ander voorbeeld, of de Berlijnse Muur, het massiefste hek van allemaal.
Gevangenismuren hebben hun nut vaak bewezen, maar bij veel hekken ligt dat anders. Er is soms een placebo-effect, het voelt veilig. Of het is een middel dat erger is dan de kwaal. Hekken langs trottoirs bij kruispunten bijvoorbeeld. In Engeland zie je die wat vaker dan bij ons. Ze maken het voor voetgangers ontegenzeglijk veiliger, maar niet vrijer.
Wat vinden we het belangrijkst? Is een continuüm van beweging, zonder hekken, eigenlijk niet het mooist? Dat dat soms schuurt, hoort bij een volwassen samenleving. Een samenleving met vrijheid, vertrouwen en zonder angst is een mooi ideaal, dat we hopelijk nooit uit onze dromen laten verdwijnen.
Hekken hacken
Jaren terug maakte ik een lange wereldreis, onder meer door Zuid-Amerika en zuidelijk Afrika, waar hekken in de rijkere wijken nog veel gewoner waren. ‘Armed response’, stond er vaak ook nog bij, op venijnige waarschuwingsbordjes. Zoiets went snel, maar na terugkomst zag ik in de rijkere wijken van mijn kikkerland opeens veel minder hekken. Alle dieven konden zo doorlopen! Mijn verbazing boog snel om naar bewondering: beseffen we wel hoe ongelooflijk fijn het is om geen hekken te hoeven hebben?
Wat een paradox: hoe minder hekken, hoe veiliger. Waarbij aangetekend dat de afwezigheid van hekken niet de oorzaak van veiligheid is, maar het gevolg. Het is als met mondkapjes, die een teken van veiligheid lijken, maar toch vooral laten zien dat er iets niet pluis is.
Een lage hekkendichtheid is een mooie maat voor ruimtelijke kwaliteit, voor gelijkheid, voor hoogwaardige stedelijkheid zonder angst. Een goede ruimtelijke ordening zou hekken daarom zoveel mogelijk moeten hacken.