De hoeveelheid informatie in de slimme stad lijkt eindeloos. Van bewakingsbeelden in de binnenstad tot parkeerinformatie via apps, van sensoren die bezoekers tellen tot afvalcontainers die zélf doorgeven wanneer ze moeten worden geleegd. Gemeenten beschikken over verschillende datastromen en vaak bestaat het gevoel dat dé gemeente een eenheid is die van eenmaal vergaarde data ook de eigenaar is. En dus is het idee dat die data voor verschillende doeleinden kunnen worden gebruikt.
‘Daar zit een denkfout’, legt Schermer uit. ‘Informatie mag niet zomaar voor andere doeleinden worden gebruikt. Volgens de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) moet het verzamelen van persoonsgebonden data gekoppeld zijn aan context en heeft het een doelbinding. Het uitgangspunt van privacywetgeving is dat gegevens die je terug kunt voeren op een individu, alleen mogen worden verwerkt voor een gerechtvaardigd doel, en alleen dat doel.’
Echter, in de praktijk ziet Schermer ook dat gemeenten zich soms juist verschuilen achter de privacy-wetgeving. ‘Voor gemeenten is het ook lastig en beperkend. Maar maak het vraagstuk kleiner: wat wil je gaan doen, is het je taak als overheid en wat heb je nodig? Zo kun je een inschatting maken van de privacyrisico’s. Kun je het verzamelen van persoonsgebonden gegevens voor het doel rechtvaardigen? Als dat niet op orde is, dan komen toezichthouders of burgers terecht in verweer. Maar ik heb in de praktijk eigenlijk nog nooit meegemaakt dat het verzamelen van data voor een gerechtvaardigd doel problemen heeft opgeleverd.’
Beeld: Arthur Caranta