Heel even leek de middelgrote stad te concurreren met de ‘grote stad’. IT-bedrijf Argaleo en Breda University of Applied Science meldden begin februari dat steden als Oss op zaterdagen direct na de laatste lockdown het aantal bezoekers van ’s-Hertogenbosch en Breda evenaarden.

Het effect bleek al gauw tijdelijk. In februari groeiden de cijfers tussen de middelgrote en grote stad alweer uit elkaar naar bekende verhoudingen. Wel liet de beperkte openstelling van winkels tijdens de pandemie zien: bezoekers zoeken het dichterbij huis. Oss, waarvan de bezoekers voor 88 procent bestaan uit eigen inwoners, houdt dus relatief meer bezoekers vast in tijden van beperkte openstelling dan een ’s-Hertogenbosch. Daar woont slechts 40 procent van bezoekers in de stad.

‘Inwoners van Oss waren in de weken van beperkte openstelling van winkels en horeca nog erg aangewezen op de eigen binnenstad. De consument was nog niet bereidwillig om terug te keren naar de steden die zich normaal gesproken’, zegt Stefan van Aerle, adviseur binnenstedelijke ontwikkeling. Hij werd door de onderzoekers gevraagd om op de resultaten te reageren. Van Aerle: ‘Je ziet hoe groot de klap is als toerisme en recreatie wegvallen.’

De middelgrote stad van vóór corona was vaak kind van de rekening, aldus Van Aerle, met concurrentie met grotere provinciesteden. De pandemische omstandigheden verschoven bezoekersstromen tijdelijk, wat de vraag oproept hoe middelgrote steden deze ‘populariteit’ kunnen vasthouden.

Successen in Oss

Jack van Lieshout is binnenstadsmanager voor de gemeente Oss. Hij weet als geen ander wat zijn stad gedaan heeft om de bezoeker naar de binnenstad te trekken. Oss deed in de periodes van beperkte openstelling een actief appél om vooral lokaal te winkelen. Ook voor corona zette de gemeente zich actief in om ondernemers en retailers te ondersteunen.

‘Er is een stimuleringsregeling opgetuigd om panden boven de winkellaag bewoonbaar te maken. Zo ontstond het animo onder ondernemers om zich meer in het centrum te vestigen.’ Transformatie in de binnenstad leidt tot meer consumenten op loopafstand van winkelaanbod, legt de binnenstadsmanager uit.

Ook lanceerde de gemeente in 2017 het project ‘mijn droomwinkel’, dat afgelopen januari weer opstartte. Het bestaat uit huurondersteuning, hulp bij marketing en communicatie. Dat moet nieuwe winkels aantrekken in leegstaande panden. ‘Je moet op zoek naar nieuwe formules en mengvormen die de bezoeker aantrekkelijk vindt.’

Om bezoekers vervolgens ook langer vast te houden, investeert Oss in verdere vergroening van de binnenstad. Van Lieshout: ‘Het verblijfsklimaat in Oss neemt toe. De Ossenaar ervaart dat ook als zodanig, horen we terug.’ In de tien jaar als binnenstadsmanager heeft Van Lieshout nooit het gevoel gehad dat middelgrote steden willen concurreren met grotere buurtgemeenten. Wel gelooft hij dat de middelgrote stad succesvolle elementen van die grote stad kan toepassen in de eigen binnenstad zonder af te doen aan een eigen beleving.

‘In die beleving kan je je als middelgrote stad goed onderscheiden’, zegt Van Lieshout. Volgens hem lukt dat in Oss. ‘Als ik aan collega-binnenstadsmanagers uitleg hoe wij dit aanpakken, merk je dat ze wel jaloers zijn op hoe het bij ons gaat.’

Transitie middelgrote steden

In middelgrote steden is al jarenlang een transitie zichtbaar. Volgens Lennard Magis en Sven Bertens van vastgoedadviseur JLL krimpen de middelgrote binnensteden al zeker vijf jaar. Dit geldt eveneens voor grotere steden, maar is harder voelbaar bij de kleinere gemeenten.

‘Dat betekent dat je op bepaalde plekken moet kijken of retail wel toekomstbestendig is’, zegt Magis. Middelgrote steden moeten volgens hem opnieuw kijken hoe winkelaanbod op elkaar aansluit, door te clusteren en de binnenstad compacter te maken.

Om bewoners en bezoekers te blijven verleiden tot de ‘middelgrote stadservaring’, kunnen gemeenten volgens Magis en Bertens aan verschillende knoppen draaien. Een aantrekkelijke openbare ruimte trekt bezoekers, net als goede bereikbaarheid. Daar speelt de auto zeker een rol bij. ‘Middelgrote gemeenten zijn niet in alle gevallen goed bereikbaar met het openbaar vervoer, daarom is het verstandig om betaalbare parkeeroplossingen te blijven faciliteren’, zegt Bertens. Volgens hem komen 60 tot 70 procent van bezoekers in de middelgrote stad nog altijd met de auto.

Andere mogelijke knoppen zijn flexibel beleid voor het uitgeven van vergunningen voor evenementen en het flexibel omgaan met de invulling van de binnenstad, door na te denken over welke bestemmingsplannen wenselijk zijn. Magis: ‘Luister hierbij goed naar de retailers en ondernemers in de binnenstad, die weten goed waar behoefte aan is.’

Elke stad uniek

Het allerbelangrijkste volgens Magis en Bertens is een duidelijke visie en positionering. ‘Het is wenselijk als zowel eigenaar als gebruiker van de binnenstad hierin samen optrekken. Gemeenten moeten die visie samen met de retailpartijen, ondernemers, bezoekers en bewoners ontwikkelen. Hoe meer dit in samenspraak gebeurt, hoe succesvoller de binnenstad zal zijn’, aldus Magis. Voor middelgrote gemeenten bestaat geen kant en klare visie, want ‘de ene stad is de andere niet’.

Binnenstadsmanager Van Lieshout beaamt dat iedere stad een eigen route en aanpak kent. Hij noemt Waalwijk als voorbeeld, een gemeente aan de andere kant van ’s-Hertogenbosch. Hoewel Oss en Waalwijk beide grenzen aan de grotere stad, heeft Waalwijk eigen uitdagingen. ‘Zij hebben een dubbele uitdaging: niet alleen bezoekers vasthouden na corona, maar ook bezoekers eerst weten te trekken.’

Makkelijk is dat niet: de retailmarkt heeft te maken met aflopende coronasteun en bijbehorende financiële verplichtingen om deze steun terug te betalen aan verhuurders en de overheid. Dit heeft volgens Magis en Bertens een remmend effect op expansieplannen van retailers in middelgrote steden. ‘Met name bij onafhankelijke, kleinere retailers. Maar dit zijn wel de retailers die winkelstraten uniek maken.’

Daarnaast profiteren middelgrote steden niet direct van de nu weer aantrekkende toeristische koopkracht, waardoor deze locaties zichzelf nog sterker moeten positioneren om bezoekers te trekken. ‘Gemeenten hebben het hier tijdens de coronapandemie druk mee gehad. Zij hebben daardoor niet alle plannen voor de binnenstad kunnen uitvoeren’, aldus Bertens.

Too big to fail

Volgens Marcel Evers, directeur van INretail, zal de retailsector de komende jaren haar maatschappelijke en publieke functie opnieuw moeten uitvinden, verder versterken en dit duidelijker laten zien. De te eenzijdige focus op de economische functie van de binnenstad moet volgens Evers verschuiven naar een bredere publieke functie. Dit schrijft hij in het rapport ‘De maatschappelijke meerwaarde van retail’.

Middelgrote steden moeten van too big to fail naar trager, kleiner en menselijker. Dit betekent volgens Evers meer aandacht voor en waar mogelijk sturing op lokale, decentrale ontwikkelingen die ontstaan onder bewoners en winkeliers. Een breed georiënteerde samenwerking, zoals ook Magis en Bertens benoemen, moet innovatie brengen in de ruimtelijke ordening, digitaliseringsvoorwaarden en financieringsprocessen.

Dat digitalisering kansen biedt, legt Evers uit door het web 3.0. Gemeenten moeten volgens hem de lokale retail en ondernemers ondersteunen door te investeren in een nieuwe digitale infrastructuur: ‘Van web 2.0 waarbij sterk centraal georganiseerde en internationaal opererende platformen waarde afromen, naar web 3.0 waarbij decentraal georganiseerde en lokale platformen toevoegde waarde en welvaart naar de bron terugbrengen. Door online vraag en lokaal aanbod beter op elkaar aan te laten sluiten en daarmee de lokale economie te versterken.’

Hiervoor geldt de voorwaarde dat gemeenten serieus werk gaan maken van het ontwikkelen van zo’n digitale strategie. Daar is extra geld voor nodig , naast investeringen in de fysieke infrastructuur. In sommige gevallen zetten gemeenten al ‘lokale munten’ op, waarmee bewoners bij lokale winkels kunnen betalen.