Minister De Jonge zet in op de bouw van 250.000 sociale huurwoningen tot 2030. Hij wil bovendien toewerken naar een ‘evenwichtigere verdeling van sociale huurwoningen over de gemeenten’. Daarom wil de minister dat 30 procent van de totale woningvoorraad in elke gemeente sociaal is.
De Metropoolregio Amsterdam presenteerde donderdag haar geactualiseerde dashboard wonen, met cijfers uit 2021. De nieuwe cijfers tonen dat 16 van de 31 MRA-gemeenten de de komende jaren flink stappen moeten zetten om het 30-pocent-doel te halen.
Flink bijbouwen
De grootste sociale bouwopgave ligt in Wijdemeren, Bloemendaal, Beemster, Laren en Edam-Volendam. Het aandeel sociale huur komt hier niet boven de 20 procent. Deze gemeenten moeten flink veel sociale huurwoningen bijbouwen, willen ze tien of meer procentpunt inlopen.
Edam-Volendam spant de kroon: daar zouden ongeveer 2.100 extra sociale huurwoningen nodig zijn om een aandeel van 30 procent te halen. In Bloemendaal en Wijdemeren zou het gaan om ongeveer 1.100 extra sociale huurwoningen. In Laren zijn ongeveer 700 extra sociale huurwoningen nodig, in Beemster 500.
Bij deze berekeningen gaan we er van uit dat er verder niks wordt gebouwd in de gemeenten. In de praktijk is dat niet te verwachten. Daardoor ligt het daadwerkelijke aantal benodigde sociale huurwoningen hoogstwaarschijnlijk hoger.
Data van Dashboard Wonen in de Metropoolregio Amsterdam (WIMRA), bewerking Stadszaken
Trendbreuk en tegengesteld beleid
Daar komt bij dat het percentage sociale huur de afgelopen vier jaar in alle MRA-gemeenten gelijk bleef of daalde. Ook in gemeenten die nu rond de dertig procent zitten, zoals Zandvoort, Hilversum, Haarlem en Amstelveen. Voor het halen van het 30-procentdoel is dus niet alleen meer sociale huur nodig, maar ook een trendbreuk.
De Jonge wil de bouw van meer sociale huur mogelijk maken met het afschaffen van de verhuurderheffing en strenge prestatieafspraken met gemeenten en corporaties. Maar deze insteek staat mogelijk op gespannen voet met een ander tegenstrijdig kabinetsplan: het invoeren van right to buy.
Huurders van grondgebonden corporatiewoningen krijgen ‘onder bepaalde voorwaarden’ de kans om de woning te kopen. In Engeland werd dergelijk beleid in de jaren ’80 door Margaret Thatcher ingevoerd, met een flink krimpende sociale huursector als gevolg. Verkochte woningen werden nauwelijks vervangen door nieuw aanbod.
Ook in Nederland is dit een risico. De corporaties geven aan grote moeite te hebben om genoeg te bouwen. Financiering is daarbij niet het enige probleem. De corporaties wijzen vooral op een groot tekort aan geschikte locaties, gronden en stroperige planprocedures.