Amper een maand geleden lanceerde het populaire Amerikaanse buurtplatform Nextdoor in Nederland. Tijd om de balans op te maken. De verwachtingen zijn hooggespannen, gezien de populariteit en de statistieken uit Amerika, waar de helft van de buurten (ruim 92.000) actief is op het platform.
‘Het is niet de vraag óf we de helft van de buurten actief gaan krijgen op het platform, het is de vraag wanneer dat gebeurt’, stelt Tamar van de Paal, de Nederlandse Country manager van Nextdoor. ‘We tellen buurten pas mee op het moment dat zich 10 buurtbewoners hebben aangemeld, want een buurt aanmelden kan iedereen. Als we op deze manier tellen, is nu 15 procent van de Nederlandse buurten online. Het gaat heel hard.’
Gezien die aantallen lijkt het alsof er een schreeuwende behoefte was aan een platform als Nextdoor. Hoe kan dat?
Van de Paal: ‘Een van de redenen dat Nextdoor koos voor Nederland als eerste land buiten de Verenigde Staten is vanwege de cultuur. In ons land zijn meer sociale contacten dan waar dan ook ter wereld. We zijn veel betrokken bij communities, ook op lokaal niveau. We hebben daar ook behoefte aan. Nextdoor speelt in op die behoefte door communicatie op buurtniveau te faciliteren met een platform dat zichzelf door de jaren heen al bewezen heeft. We zien dus ook dat buurten van andere platforms overstappen op Nextdoor.’
En de andere redenen voor een overstap naar Nederland?
Van de Paal: ‘De Nederlander staat open voor nieuwe technologieën, en de wisselwerking tussen infrastructuur en gebruik is hier heel sterk aanwezig. Daarmee bedoel ik dat we als land adequaat reageren: als een tool veel gebruikt wordt, investeren we in de benodigde infrastructuur en andersom faciliteren we het gebruik door de juiste infrastructuur aan te leggen. We zijn daarnaast wereldkampioen in social media.’
Je geeft aan dat er buurten zijn die overstappen op Nextdoor vanaf andere platforms Wat maakt Nextdoor anders dan die andere? We hebben toch Facebook? Werkt in mijn buurt perfect…
Van de Paal: ‘Bij andere buurtplatformen zie je vaak dat ze het op de plek waar het ooit begonnen is nog heel goed doen. Daar woont de initiatiefnemer die het heeft opgestart. Zodra je het ook naar andere buurten exporteert, mist de connectie tussen de mensen en de content. Daardoor slaat het niet aan. De les: begin op buurtniveau en niet top-down.
'De les: begin op buurtniveau en niet top-down'
Het tweede argument is meer van functionele aard. We hebben door de jaren heen aardig wat ervaring opgedaan met wat wel en niet werkt, bijvoorbeeld als het gaat om het uitnodigen van nieuwe gebruikers. De buurtkaart is daarin heel handig, dat heeft geen enkel ander platform. Op de kaart kun je zien wie in welk huis in je buurt woont. Het stimuleert buurtcontact.’
In Amerika heeft Nextdoor veel positieve impact gehad op buurtcohesie en veiligheid in de buurt. Wat gaat Nextdoor voor Nederland betekenen?
Van de Paal: ‘Ons doel is een bijdrage leveren aan betere buurten, maar dat is natuurlijk heel diffuus. Het kan een versterking van de cohesie betekenen, zorg voor elkaar, meer gezelligheid of een veiligere buurt. Daarin zijn wij als platform natuurlijk slechts een deel van de oplossing. We bieden de middelen, maar het zijn de mensen zelf die de oplossing zijn.’
Een oplossing waarvoor?
Van de Paal: ‘De buurt wordt belangrijker nu de overheid zich terugtrekt op allerlei domeinen. Het gat dat daardoor ontstaat willen we zeker helpen opvullen.
'Heeft het nog zin om dure folders en brieven te verspreiden en mails te sturen naar verouderde mailadresbestanden? Ik denk het niet'
Daarin zijn buurten met veel sociaal contact de eerste stap. Je moet als bewoner wel weten wie je kunt helpen in de buurt en waarmee. En in de context van die participatiesamenleving: Nextdoor kan gemeenten helpen om effectiever en goedkoper in contact te staan met de buurt, wat een van hun kerntaken is. Het gedrag van mensen is heel snel aan het veranderen. Heeft het nog zin om dure folders en brieven te verspreiden en mails te sturen naar verouderde mailadresbestanden? Ik denk het niet. Luchtvaartmaatschappijen en verzekeringsmaatschappijen communiceren met hun klanten via social media als Twitter, Facebook en WhatsApp. De overheid moet ook in de buurt zelf communiceren.’
Voor gemeentelijk professionals, maar ook corporaties en zorginstanties is het dus belangrijk om aan te haken op Nextdoor. Wat kunnen – of moeten – zij nú doen?
Van de Paal: ‘Er zijn professionals die denken dat ze het gebruik van een platform als Nextdoor kunnen stimuleren door het actief te promoten in hun buurt. Maar dat heeft wat ons betreft weinig zin. Wij geloven dat zoiets juist bottom-up moet ontstaan en dat “onder de neus schuiven” averechts kan werken. Als platform zijn we nu bezig met een functionaliteit waarmee professionals straks kunnen communiceren met de buurt: het organisatieplatform.’
Dus de gemeente kijkt straks over mijn schouder mee als ik online met mijn buren praat?
Van de Paal: ‘Nee, je buurt kijkt mee. Het organisatieplatform – dat in eerste instantie bedoeld is voor gemeenten en hulpdiensten – kan alleen worden gebruikt voor rechtstreeks contact met de buurt.
'Er kan door de buurt worden gereageerd op berichten van een overheidsinstantie'
Dus als er bijvoorbeeld wegopbrekingen zijn, kan de gemeente dat via Nextdoor aan de buurt bekendmaken. Andersom kan de buurt ook laten weten als de straatverlichting niet functioneert. Er kan door de buurt worden gereageerd op berichten van een overheidsinstantie of er kan rechtstreeks contact worden gezocht met bijvoorbeeld een wijkagent. Organisaties kunnen géén gesprekken zien. De beslotenheid en het feit dat je er écht alleen in kunt als je daadwerkelijk in de buurt woont zijn essentieel.’
Op welke termijn kunnen we de eerste gemeenten op Nextdoor verwachten?
Van de Paal: ‘We zijn nog bezig met het bouwen van deze functionaliteit en zijn in gesprek met en op zoek naar gemeenten die dit graag willen testen. Belangrijkste is nu om massa in gebruikers te creëren, anders heeft het organisatieplatform geen zin. Instanties zullen alleen via Nextdoor communiceren als de massa daarmee communiceert.’