De aanleiding voor de uitspraak van de rechter was een zaak tussen de gemeente, een verhuurder van studentenwoningen en omwonenden. De verhuurder kreeg van de gemeente in 2020 een vergunning voor woningvorming, voor de verhuur van drie kamers aan studenten. Die vergunning is volgens de Huisvestingsverordening uit 2019 nodig bij verkamering in delen van de Rotterdamse gebieden Delfshaven, Noord, Kralingen-Crooswijk, Charlois en Feijenoord.

De verhuurder kreeg haar vergunning, maar omwonenden en andere belanghebbenden maakten bezwaar. De huisvesting van de studenten zou afdoen aan de het woonmilieu en de leefbaarheid in de straat. Zij kregen gelijk van de gemeente, die de vergunning in 2021 introk. De verhuurder ging vervolgens in beroep tegen het terugtrekken.

'Niet concreet genoeg'

Bij dat beroep oordeelde de rechtbank op 14 maart dat een vergunning voor kamerverhuur überhaupt niet nodig is. Daarvoor moet de gemeente namelijk hard maken dat sprake is van schaarse woonruimte. Dat moet per type woning en per wijk. Dat doet de gemeente wel voor verschillende soorten woningen, maar niet per gebied. Ook in onderzoek door RIGO Research en Advies naar schaarste in de Rotterdamse woningvoorraad, in opdracht van de gemeente, wordt de schaarste per wijk niet getoond.

Het argument van de gemeente dat schaarste in de hele stad betekent dat die schaarste in elke wijk aanwezig is, ‘omdat schaarste zich als een olievlek over de regio verspreidt’, is volgens de rechter niet concreet genoeg. De verhuurder wordt dus in haar gelijk gesteld.